Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Examen Schrijven
Slide 1 - Diapositive
Wat zou jij doen als je 60 minuten de tijd hebt om 3 teksten te schrijven?
Slide 2 - Question ouverte
Verkennen
Hoeveel tijd heb ik om het examen te maken?
Uit hoeveel opdrachten bestaat het examen?
Wat voor teksten moet ik schrijven? Bepaal het onderwerp, het schrijfdoel, de tekstsoort en de doelgroep.
Zijn er bronnen die ik moet gebruiken? Zo ja, welke?
Hoeveel tijd heb ik per opdracht nodig?
In welke volgorde kan ik de opdrachten het beste uitvoeren.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Beoordeling schrijfexamen.
Inhoud
Opbouw
Afstemming doelgroep
Taalverzorging
Woordenschat
Slide 5 - Diapositive
Inhoud
Voldoet aan de examenopdracht
Als de tekst een duidelijk en logisch geheel is.
Bij teksten waarin je je mening geeft, moeten je argumenten geldig zijn.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Opbouw
Herkenbaar indelen; inleiding, middenstuk, slot.
De tekst op een logische manier in alinea's verdelen.
Verbanden tussen alinea's en zinnen duidelijk aangeven.
Verbanden tussen alinea's en zinnen geef je aan met signaalwoorden en signaalzinnen.
Slide 8 - Diapositive
Opsomming
ten eerste, ten tweede, ten derde (enz.)
allereerst, eerst, om te beginnen
bovendien, ook, en, daarnaast, verder
niet alleen + maar ook (als combinatie)
als laatste, ten slotte, tot slot
Slide 9 - Diapositive
Tegenstelling
maar, echter, toch, wel
hoewel, ondanks, weliswaar
integendeel, daarentegen
in tegenstelling tot
aan de ene kant + aan de andere kant (als combinatie)
enerzijds + anderzijds (als combinatie)
desalniettemin, desondanks
Slide 10 - Diapositive
Vergelijking
zo, net zo, net als, evenals
op dezelfde manier
zie ook, vergelijk
Slide 11 - Diapositive
Voorbeeld
bijvoorbeeld, zoals, zo
denk aan, neem
een voorbeeld is
stel je voor:
stel dat
ter illustratie:
Slide 12 - Diapositive
Argumentatie
omdat, daarom, dus, om die reden
doordat, daardoor, waardoor, zodat
met het doel dat, om te, opdat, teneinde, waartoe
want, namelijk, immers
zodat, met het gevolg dat, ten gevolge van
kortom
dat heeft geleid tot
Slide 13 - Diapositive
Tijdsverloop
eerst, voordat
tijdens, tegelijkertijd
nadat, daarna, vervolgens
uiteindelijk, als laatste, ten slotte, tot slot
zodra, als, wanneer, op het moment dat, terwijl
Slide 14 - Diapositive
Samenvatting en conclusie
dus, kortom, al met al, met andere woorden
daaruit volgt
hieruit blijkt dat
samenvattend, concluderend, alles overziend
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Afstemming op doelgroep
Je hanteert de juiste toon: formeel of informeel.
Je houdt rekening met de voorkennis van je doelgroep. Je legt bijvoorbeeld vaktermen of andere lastige begrippen uit als je doelgroep nog niet bekend is met het onderwerp.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Taalverzorging
de werkwoordspelling;
de algemene spelling;
het gebruik van hoofdletters;
het gebruik van punten, komma's, vraagtekens en leestekens.
Gebruik korte zinnen en woorden uit de opdracht.
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Verschillende tekstsoorten
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
verslag / web tekst/bericht
Functie verslagen
Korte beschrijving van een bepaalde gebeurtenis of zaak.
De lezer kort informeren over die bepaalde gebeurtenis of zaak.