M1 - 3-4

Deze les
Oefen je gesprekken bij de VVV
- Luister je naar een gesprek bij de 
   VVV
- Beantwoord je vragen bij de VVV
- Vertaal je zinnen 
Herhaal je het werkwoord tener (que)
Maak je SO5



1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Deze les
Oefen je gesprekken bij de VVV
- Luister je naar een gesprek bij de 
   VVV
- Beantwoord je vragen bij de VVV
- Vertaal je zinnen 
Herhaal je het werkwoord tener (que)
Maak je SO5



Slide 1 - Diapositive

de vijf zinnen van de dag
1. Wat wilt u drinken?
2. Wat vindt u van de soep?
3. Alstublieft, de rekening.
4. Met hoeveel personen bent u?
5. Is alles naar wens?

Slide 2 - Diapositive

de vijf zinnen van de dag
1. Wat wilt u drinken?
¿Qué quiere beber?
2. Wat vindt u van de soep?
¿Qué tal la sopa?
3. Alstublieft, de rekening.
Aquí tiene la cuenta.
4. Met hoeveel personen bent u?
¿Cuántas personas son?
5. Is alles naar wens?
¿Está todo a su gusto?

Slide 3 - Diapositive

Tener que + infinitief
Wat betekent tener?



tener + que + infinitief
=
moeten
tener
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen

Slide 4 - Diapositive

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Elena (tener que)_______ cocinar
A
tienes que
B
tienen que
C
tenéis que
D
tiene que

Slide 5 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
tú (tener que)_______ comprar fruta.
A
tienen que
B
tene que
C
tiene que
D
tienes que

Slide 6 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Mis padres (tener que)_______ trabajar.
A
tienen que
B
tiene que
C
tenéis que
D
tenáis que

Slide 7 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
¡Tú (tener que)_______ estudiar más!
A
tienen que
B
tene que
C
tiene que
D
tienes que

Slide 8 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Nosotros (tener que)_______ hablar
A
temos que
B
tenemos que
C
tenéis que
D
tienen que

Slide 9 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Yo (tener que)_______ ir de compras.
A
tengo
B
tengo que
C
tiene que
D
tenemos que

Slide 10 - Quiz

Tarea
Wat?
Maak opdracht 6.02 op pag 96-97
Hoe?
Individueel / in tweetallen
Tijd?
15 minuten
Hulp?
je buurman/-vrouw
Eerder klaar?
Maak dan SO5

Slide 11 - Diapositive

Opdracht 2: 
lista de comprobación = checklist
comprobar (ue) = checken
Situatiebeschrijving:
Je werkt sinds enkele weken in een klein hotel in Spanje. Je moest vandaag de toiletruimtes van de begane grond en de eerste verdieping schoonmaken. Je vult de "lista de comprobación" in met de volgende gegevens.  
 

Slide 12 - Diapositive

Opdracht 2
1 Je vult de datum in waarop je de handelingen gedaan hebt
2 Je schrijft op hoe laat je begonnen bent met schoonmaken: 10.00 uur.
3 Vul je naam in op de juiste plaats
4 Je vinkt aan welke ruimtes je gepoetst hebt: toiletruimte
5 Je vinkt aan welke werkzaamheden je hebt uitgevoerd: dweilen en spiegels schoongemaakt
6 Je geeft aan : 2 uur
7 Je schrijft: het schoonmaakmiddel is op (er is geen schoonmaakmiddel)
8 Je schrijft: De toiletruimte boven moet ik nog schoonmaken maar er is geen sleutel van de ruimte
9 Je vraagt: wil jij de toiletten schoonmaken?
10 Je bedankt je collega.

Slide 13 - Diapositive