Je gebruikt de Present Perfect als je praat over dingen die in het verleden zijn begonnen, maar nog steeds bezig (kunnen) zijn, net afgelopen zijn of invloed hebben op het heden.
Er zijn een aantal signaalwoorden waarbij je de Present Perfect moet gebruiken: for, yet, never, ever, just, already, since.
De Present Perfect bestaat uit twee delen:
Je begint altijd met een vorm van ‘to have’ (have/has) en daar plak je een voltooid deelwoord achteraan. Dat voltooid deelwoord vorm je meestal door de stam van een werkwoord te nemen en er +ed aan toe te voegen. Het voltooid deelwoord van ‘to work’ is dus de stam (work) + -ed = worked.... of de 3e rij van de irregular verbs lijst.
- Peter has lost his wallet. (in het verleden begonnen, maar heeft nog steeds invloed)
- They have lived there since 1998. (in het verleden begonnen, maar nog steeds bezig)