H3 woordenschat

H3 Woordenschat
Maar we starten eerste met een kort so
Lees de vragen op het so eerst goed door.
Daarna kijken we naar een filmpje van 5 minuten en maak je de vragen.
We kijken het filmpje aan het eind nog een keer.

1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

H3 Woordenschat
Maar we starten eerste met een kort so
Lees de vragen op het so eerst goed door.
Daarna kijken we naar een filmpje van 5 minuten en maak je de vragen.
We kijken het filmpje aan het eind nog een keer.

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
-uitleg figuurlijk taalgebruik
- samen inoefenen
- zelfstandig werken
T3A: neem woensdag je leesboek mee
T3B: neem donderdag je leesboek mee
Jullie gaan in de les lezen/werken aan je leesdossier

Slide 2 - Diapositive

figuurlijk taalgebruik

Slide 3 - Diapositive

Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht 1 

Zelfstandig werken: opdracht 2 en 3
Dit is ook het huiswerk

Klaar kijk na met een nakijkboekje
Pak je leesboek of ga rustig iets voor jezelf doen

Slide 4 - Diapositive

In deze LessonUp
oefen je de woorden en uitdrukkingen 
 van de woordenlijst
van H3 Woordenschat

Slide 5 - Diapositive

de smaak te pakken hebben
A
iemand die bepaalt wat in de mode is
B
over verschil in smaak moet men geen ruzie maken
C
lekker bezig zijn
D
iets verpest hebben

Slide 6 - Quiz

smakeloos (fig)
A
niet leuk, niet van goede smaak getuigend
B
een hekel hebben aan iets
C
niet leuk gevonden worden
D
niet meteen blij zijn

Slide 7 - Quiz

over smaak valt niet te twisten
A
naar mijn mening, vind ik
B
iets heel gewoon vinden
C
de moeilijke beslissing is eindelijk genomen
D
over verschil in smaak moet men geen ruzie maken

Slide 8 - Quiz

smaakmaker
A
hij heeft er heel veel trek in
B
grote blijdschap
C
heel veel
D
iemand die bepaalt wat in de mode is

Slide 9 - Quiz

naar mijn smaak
A
niet van goede smaak getuigend
B
zo simpel is het
C
schatten, waarderen
D
naar mijn mening, vind ik

Slide 10 - Quiz

Vandaag
-We kijken opdracht 2 en 3 na
-zelfstandig aan de slag met opdracht 4 en 5.
Dit is ook het huiswerk voor morgen.

Klaar? Kijk na met nakijkboekje, ga lezen in je leesboek

Slide 11 - Diapositive

een broertje dood hebben aan iets
A
niet leuk gevonden worden
B
een hekel hebben aan iets
C
niet meteen blij zijn
D
iets heel erg

Slide 12 - Quiz

niet in goede aarde vallen
A
een hekel hebben aan iets
B
niet leuk gevonden worden
C
ervandoor gaan
D
iets verpest hebben

Slide 13 - Quiz

iets de normaalste zaak van de wereld vinden
A
iets heel gewoon vinden
B
zo simpel is het
C
dat is heel duidelijk
D
dat was net op tijd

Slide 14 - Quiz

dat is het hele eieren eten
A
iets heel gewoon vinden
B
zo simpel is het
C
de moeilijke beslissing is eindelijk genomen
D
dat was net op tijd

Slide 15 - Quiz

Nu jij: wat is
'naar mijn smaak'?

Slide 16 - Question ouverte

met zijn neus in de boter vallen
A
iets heel gewoon vinden
B
ervandoor gaan
C
op de goede plaats zijn
D
het kost veel

Slide 17 - Quiz

niet te vroeg juichen
A
niet meteen blij zij
B
niet meteen blij zijn
C
ets verpest hebben
D
grote blijdschap

Slide 18 - Quiz

een doodzonde
A
iets heel ergs
B
een onfatsoenlijk persoon
C
iets verpest hebben
D
een ongeluk gebeurt al snel

Slide 19 - Quiz

in aanvaring komen met iemand
A
niet leuk gevonden worden
B
een onfatsoenlijk persoon
C
ruzie krijgen met iemand
D
een onaangenaam klusje opkanppen

Slide 20 - Quiz

door de zure appel heen bijten
A
iets heel ergs
B
iets verpest hebben
C
een onaangenaam klusje opknappen
D
ervandoor gaan

Slide 21 - Quiz

de benen nemen
A
op de goede plaats zijn
B
iets verpest hebben
C
ervandoor gaan
D
waar iets vandaan komt, oorsprong

Slide 22 - Quiz

een ongelikte beer
A
iets heel ergs
B
dat is heel duidelijk
C
een onfatsoenlijk persoon
D
ruzie krijgen met iemand

Slide 23 - Quiz

nu jij: wat is
'met zijn neus in de boter vallen'?

Slide 24 - Question ouverte

het wel kunnen schudden
A
iets verpest hebben
B
waar iets vandaan komt, oorsprong
C
er zijn meer manieren om iets te bereiken
D
iets heel ergs

Slide 25 - Quiz

de kogel is door de kerk
A
de moeilijke beslissing is eindelijk genomen
B
dat was net op tijd
C
dat is heel duidelijk
D
een onaangenaam klusje opknappen

Slide 26 - Quiz

dat staat als een paal boven water
A
de moeilijke beslissing is eindelijk genomen
B
dat is heel duidelijk
C
dat was net op tijd
D
schatten, waarderen

Slide 27 - Quiz

dat was op de valreep
A
het kost veel
B
iets verpest hebben
C
dat was net op tijd
D
een ongeluk gebeurt al snel

Slide 28 - Quiz

het water loopt hem in de mond
A
grote blijdschap
B
het kost veel
C
hij heeft er heel veel trek in
D
iets heel ergs

Slide 29 - Quiz

vele wegen leiden naar Rome
A
ervandoor gaan
B
dat was net op tijd
C
er zijn meer manieren om iets te bereiken
D
waar iets vandaan komt, oorsprong

Slide 30 - Quiz

Nu jij: wat is
'dat was op de valreep'?

Slide 31 - Question ouverte

herkomst
A
waar iets vandaan komt, oorsprong
B
van hoge afkomst, uit een goede familie
C
schatten, waarderen
D
zeer ervaren

Slide 32 - Quiz

extase
A
het kost veel
B
heel veel
C
versieren
D
grote blijdschap

Slide 33 - Quiz

er hangt een prijskaartje aan
A
schatten, waarderen
B
het kost veel
C
zeer ervaren
D
dat is heel duidelijk

Slide 34 - Quiz

kitsch
A
schatten, waarderen
B
van hoge afkomst
C
geen echte kunst, waardeloze rommel
D
versieren

Slide 35 - Quiz

te kust en te keur
A
het kost veel
B
heel veel
C
versieren
D
zeer ervaren

Slide 36 - Quiz

Nu jij: wat is
'dat staat als een paal boven water'?

Slide 37 - Question ouverte

taxeren
A
schatten, waarderen
B
versieren
C
iets heel gewoon vinden
D
geen idee hebben

Slide 38 - Quiz

van stand
A
ergens verstand van hebben
B
zeer ervaren
C
van hoge afkomst
D
uit een goede familie

Slide 39 - Quiz

decoreren
A
schatten
B
ergens verstand van hebben
C
versieren
D
geen echte kunst

Slide 40 - Quiz

door de wol geverfd
A
geen idee hebben
B
ergens verstand van hebben
C
heel veel
D
zeer ervaren

Slide 41 - Quiz

in het duister tasten
A
als het erop aankomt
B
er zijn meer manieren om iets te berieken
C
een onaangenaam klusje opknappen
D
geen idee hebben

Slide 42 - Quiz

nu jij: wat is
'van stand'?

Slide 43 - Question ouverte

ergens kaas van gegeten hebben
A
tegenspreken, aantonen dat iets niet waar is
B
ergens verstand van hebben
C
versieren
D
zeer ervaren

Slide 44 - Quiz

weerleggen
A
ergens verstand van hebben
B
tegenspreken, aantonen dat iets niet waar is
C
zeer ervaren
D
iets heel ergs

Slide 45 - Quiz

als puntje bij paaltje komt
A
iets niet bestraffen
B
veel duidelijk maken
C
als het erop aankomt
D
ergens verstand van hebben

Slide 46 - Quiz

een ongeluk zit in een klein hoekje
A
iets heel ergs
B
iets niet bestraffen
C
iets verpest hebben
D
een ongeluk gebeurt al snel

Slide 47 - Quiz

nu jij: wat is
'door de wol geverfd'?

Slide 48 - Question ouverte

boekdelen spreken
A
ergens verstand van hebben
B
tegenspreken, aantonen dat iets niet was is
C
dat is heel duidelijk
D
veel duidelijk maken

Slide 49 - Quiz

iets door de vingers zien
A
geen idee hebben
B
iets niet bestraffen
C
geen idee hebben
D
hij heeft er heel veel trek in

Slide 50 - Quiz

einde 
welke onderdelen van de woordenlijst  moet je nog leren voor de toets (op 10 december a.s.)?

Slide 51 - Diapositive

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ookwel beeldspraak genoemd

Slide 52 - Diapositive

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


LETTERLIJK

Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles



Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles

Slide 53 - Diapositive

UITDRUKKINGEN

- combinatie van woorden die samen een eigen,

soms figuurlijke, betekenis hebben


- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking

Slide 54 - Diapositive