Woordvolgorde oefenen

Woordvolgorde herhalen en oefenen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Woordvolgorde herhalen en oefenen

Slide 1 - Diapositive

Gewone volgorde in een hoofdzin:
Onderwerp persoonsvorm iets anders  (OPA)

Jan  loopt naar school
Ik werk elke dag

Slide 2 - Diapositive

Soorten zinnen
  • Gewone zin 
  • inversie
  • samengestelde zin:
      twee hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin

Slide 3 - Diapositive

Zin met inversie (apo)
Als de zin met iets anders dan het onderwerp begint, bijvoorbeeld de tijd of de plaats:
Anders persoonsvorm onderwerp

Morgen ga ik voetballen
Om vijf uur kom ik 

Slide 4 - Diapositive

Zin met gewone volgorde
Zin met inversie
Gisteren ben ik gevallen
Ik hou van pannenkoeken
Patat vind ik niet lekker.
Jan en Piet voetballen samen
Over een week begint de vakantie

Slide 5 - Question de remorquage

Maak zelf een goede zin met de volgende woorden: wij naar school elke dag gaan

Slide 6 - Question ouverte

Goede zinnen
Wij gaan elke dag naar school.
Elke dag gaan wij naar school.

Wat ook nog kan:
Naar school gaan wij elke dag.

Slide 7 - Diapositive

Maak zelf TWEE goede zinnen met de volgende woorden:
Jan elke avond kijken wil televisie

Slide 8 - Question ouverte

Voegwoorden
Zinnen maken met voegwoorden.....

Voegwoorden plakken zinnen of zinsdelen aan elkaar en geven verband aan de tekst. De tekst krijgt  'samenhang'. Bijvoorbeeld volgorde: Eerst deed ik dit, daarna dat.
Of een tegenstelling: Ik hou wel van fietsen, maar niet van wandelen. Je moet daarbij letten op de VOLGORDE

Slide 9 - Diapositive

De volgorde in de tweede zin verandert niet.
In de tweede zin verandert de woordvolgorde
en
maar
omdat
zodat
Terwijl
dus
want

Slide 10 - Question de remorquage

Welke zin is NIET goed?
A
Ik hou van jou, want je bent lief.
B
Ik hou van mijn broer omdat hij is lief.
C
Ik lees de krant, terwijl ik muziek luister
D
Ik ga naar school, zodat ik veel kan leren.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

Welke zin is goed?
A
Als het regent, neem ik een paraplu mee.
B
Als het regent, ik neem een paraplu mee.

Slide 13 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik hoop dat hij haalt zijn examen.
B
Ik hoop dat hij zijn examen haalt.

Slide 14 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Als het donker is, ik wil geen autorijden.
B
Als het donker is, wil ik geen auto rijden.

Slide 15 - Quiz

Welke zin is NIET goed?
A
Ik had een onvoldoende, hoewel ik heel hard had geleerd.
B
Hoewel ik heel hard had geleerd, ik had een onvoldoende.
C
Hoewel ik heel hard had geleerd, had ik een onvoldoende.
D
Ik had een onvoldoende, maar ik had heel hard geleerd.

Slide 16 - Quiz

Maak een goede zin met alle woorden:
als jarig Hans is hij een feest geeft

Slide 17 - Question ouverte

Goede zinnen:
Als Hans jarig is, geeft hij een feest.
Hans geeft een feest, als hij jarig is.

Wat ook nog kan:
Als hij een feest geeft, is Hans jarig.
Als Hans een feest geeft, is hij jarig.

Slide 18 - Diapositive

Maak een goede zin met al deze woorden:

ik doe koud wanneer het is aan een warme jas

Slide 19 - Question ouverte

Goede zinnen
Ik doe een warme jas aan, wanneer het koud is.
Wanneer het koud is, doe ik een warme jas aan.


Wat ook nog kan:
Ik doe, wanneer het koud is, een warme jas aan

Slide 20 - Diapositive

Welke zin is NIET goed
A
Omdat het al laat is, ik ga snel naar huis.
B
Omdat het al laat is, ga ik snel naar huis.
C
Ik ga snel naar huis, omdat het al laat is.
D
Ik ga snel naar huis, want het is al laat.

Slide 21 - Quiz

Bedankt voor jullie aandacht

Slide 22 - Diapositive