10.2 zenuwcellen en zenuwen

BS 2: Zenuwcellen en zenuwen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

BS 2: Zenuwcellen en zenuwen

Slide 1 - Diapositive

aantekeningen
wat je als aantekening over moet nemen (schrijven of typen) staat een hokje/vakje omheen

Slide 2 - Diapositive

eerst een paar startvragen op je scherm

Slide 3 - Diapositive

In de grote hersenen
A
Worden prikkels vanaf je zintuigen verwerkt
B
Worden impulsen vanaf je zintuigen verwerkt
C
Worden bewegingen op elkaar afgestemd
D
Zetten prikkels om in impulsen

Slide 4 - Quiz

De kleine hersenen
A
verwerken alle inkomende impulsen.
B
geleiden impulsen van het ruggenmerg naar de grote hersenen.
C
zorgen voor coördinatie van alle bewegingen.
D
doen hetzelfde als de grote hersenen, maar dan sneller.

Slide 5 - Quiz

Wat is een impuls?
A
Een signaaltje dat van buitenaf het lichaam komt.
B
Wanneer je een lamp aandoet is dit het klikgeluid dat je hoort.
C
Een elektrisch signaal vervoert door het lichaam.
D
Een snelle reactie op iets wat er in de omgeving gebeurt.

Slide 6 - Quiz

Wat is GEEN functie van het zenuwstelsel
A
Het verwerken van impulsen
B
Het regelen van de werking van spieren
C
Het maken van prikkels
D
Impulsen versturen

Slide 7 - Quiz

Wat is het centrale zenuwstelsel?
A
grote hersenen + kleine hersenen + hersenstam + ruggenmerg
B
grote hersenen + kleine hersenen + hersenstam
C
Grote hersenen + kleine hersenen
D
Grote hersenen

Slide 8 - Quiz

Wat is de functie van de hersenstam?
A
Coördinatie van bewegingen
B
Beheersen van emoties
C
Regelen van vitale functies
D
Opslag van langetermijngeheugen

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
prikkel-zintuig-impuls-zenuw-hersenen-waarneming
B
prikkel-impuls- zintuig-zenuw-hersenen-waarneming
C
zintuig-prikkel-impuls-zenuw-hersenen-waarneming
D
prikkel-zintuig-waarneming-impuls-zenuw-hersenen

Slide 10 - Quiz

BS 2: Zenuwcellen en zenuwen

Slide 11 - Diapositive

Zenuwcellen
  • geleiden impulsen 
  • bestaat uit een cellichaam met  daarin de celkern

  • Het cellichaam heeft uitlopers. 
  • Via de uitlopers gaan impulsen naar spier of klier 
  • kunnen meer dan een meter lang zijn

Slide 12 - Diapositive

Typen zenuwcellen

Er zijn drie typen zenuwcellen:

  1.  Gevoelszenuwcellen
  2.  Schakelcel
  3.  Bewegingszenuwcel

Gevoelszenuwcellen

Schakelcel
Bewegingszenuwcel

Slide 13 - Diapositive

Gevoelszenuwcel
  • Geleiden impulsen van  
       zintuigen naar het centrale         zenuwstelsel
  • Cellichamen liggen vlak bij   het centrale zenuwstelsel

Slide 14 - Diapositive

Bewegingszenuwcel
  • Geleiden impulsen van het  
       centrale zenuwstelsel naar         spieren of klieren
  • Cellichamen liggen IN het  
       centrale  zenuwstelsel

Slide 15 - Diapositive

Schakelcel
  • Schakelcellen geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel
  • Liggen dus helemaal in het centrale zenuwstelsel!
  • Verbind de andere twee als een "schakel"

Slide 16 - Diapositive

Het doorgeven van impulsen

Slide 17 - Diapositive

Zenuwen
De uitlopers in een bundel bij elkaar: zenuwen

Om elke uitloper zit een isolerend laagje: impulsen kunnen niet "overspringen" naar andere uitloper

Een laagje bindweefsel, dat om het isolerende laagje zit, bundelt de uitlopers en   beschermd de zenuw

Slide 18 - Diapositive

Typen zenuwen
  • Gevoelszenuw bevat alleen uitlopers van     gevoelszenuwcellen (bijvoorbeeld de oogzenuw)
  • Bewegingszenuw bevat alleen uitlopers van 
       bewegingszenuwcellen
  • Gemengde zenuw bevat uitlopers van zowel de  
      gevoelszenuwcellen als de bewegingszenuwcellen.
      De meeste zenuwen in het lichaam zijn gemende zenuwen.

Slide 19 - Diapositive

een paar vragen op je scherm

Slide 20 - Diapositive

Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centraal zenuwstelsel naar de spieren?
A
Schakelcellen
B
Bewegings zenuwcellen
C
Gevoelszenuwen
D
Alle zenuwcellen

Slide 21 - Quiz

welke cellen zijn zenuwcellen?
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz

Welk van deze
zenuwcellen is
een gevoelszenuwcel?
A
helemaal links
B
helemaal rechts
C
in het midden

Slide 23 - Quiz

In de tekst hiernaast is sprake van uitlopers van zenuwcellen. Hoe heten die zenuwcellen?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen

Slide 24 - Quiz

Wat voor type zenuwcel is zenuwcel 1?
A
Bewegingszenuwcel
B
Schakelcel
C
Gevoelszenuwcel
D
Weet ik niet

Slide 25 - Quiz


Juist of Onjuist:
A: Gevoelszenuwcellen geven impulsen door aan spieren.
B: Schakelcellen liggen vind je alleen in het centrale zenuwstelsel.

A
A = Juist
B
B = juist
C
A & B zijn juist
D
Geen van beiden

Slide 26 - Quiz


Bij Guillain-Barré worden gevoelszenuwcellen aangetast. Bekijk onderstaande afbeelding. Met welke letter wordt een gevoelszenuw aangegeven? 
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 27 - Quiz

10.1 en 10.2
  • 10.1  1 t/m 6
  • 10.2  1 t/m 6

Slide 28 - Diapositive