Delf A2 cours 7 avril 2022

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Compréhension orale 

Delf A2 sujet 3 junior

Opdracht 1

1. Lees eerst onderstaande vragen 

-> Welke nummer moet je intoetsen om te reserveren?

-> Kun je in het weekend voor ´s middags en ´s avonds reserveren?

-> Wat is de prijs van de goedkoopste kaartjes?

2. Luister 2x naar het fragment

3. Noteer op een blaadje wat je hebt gehoord

4. Beantwoord daarna de vragen

Je belt naar het theater Molière
Je hoort een ingesproken bericht
Welke nummer moet je intoetsen om plaatsen te reserveren?

In het weekend kun je voor ´s middags en ´s avonds reserveren?

1. waar
2. niet waar
3. wordt niet gezegd

De goedkoopste kaartjes kosten.....?

1. 15 euro
2. 20 euro
3. 30 euro

Opdracht 2

1. Lees eerst de vragen 

-> Over welk evenement gaat dit fragment?

-> Waar vindt het evenement plaats?

-> Hoe vaak vindt het evenement plaats?

-> Hoe lang duurt het evenement?

-> Welke dieren worden genoemd

2. Luister 2x naar het fragment

3. Noteer op een blaadje wat je hebt gehoord

4. Beantwoord daarna de vragen

Over welk evenement gaat dit fragment?

1. le salon de la culture
2. le salon des animaux
3. le salon de l´agriculture

Waar vindt het evenement plaats?

Hoe vaak vindt het evenement plaats?

1. 1x per jaar
2. 1x per twee jaar
3. wordt niet gezegd

Het evenement duurt 6 dagen?

1. waar
2. niet waar
3. wordt niet gezegd

Noem 2 dieren die je hebt gehoord

Opdracht 3

1. Lees eerst de vragen 

-> Carole heeft haar vriendinnen thuis uitgenodigd. Waar/niet waar?

-> Carole wil Clémentine niet helpen omdat.......?

-> Carole is  jonger/ iets ouder/ veel ouder dan Clémentine?

-> Carole studeert Engels?

-> De rok die Carole draagt is van ........?

-> Wat zijn Carole en Clémentine van elkaar?

2. Luister 3x naar het fragment Noteer op een blaadje wat je hebt gehoord

3. Beantwoord daarna de vragen

Carole heeft haar vriendinnen thuis uitgenodigd?

1. waar
2. niet waar
3. wordt niet gezegd

Carole wil Clémentine niet helpen omdat.....?

1. ze snel wil vertrekken
2. ze haar huiswerk niet af heeft
3. ze de opdracht niet begrijpt

Carole is ......

1. jonger dan Clémentine
2. iets ouder dan Clémentine
3. veel ouder dan Clémentine

Carole studeert Engels.

1. waar
2. niet waar
3. dat wordt niet gezegd

De rok die Carole draagt is.....

1. van haarzelf
2. van Clémentine
3. van haar moeder

Carole en Clémentine zijn......

1. klasgenoten
2. vriendinnen
3. zussen