Oefenopgaven vd, od, bn 1V

Noteer de juiste spelling van de werkwoorden tussen haakjes.

De voorzitter had veel vooruitgang (boeken).
1 / 25
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Noteer de juiste spelling van de werkwoorden tussen haakjes.

De voorzitter had veel vooruitgang (boeken).

Slide 1 - Question ouverte

Noteer de juiste spelling van de werkwoorden tussen haakjes.

(Genieten) van de nieuwe dag at de jonge zakenvrouw haar ontbijt op.

Slide 2 - Question ouverte

Noteer de juiste spelling van de werkwoorden tussen haakjes.

De supporters stonden (juichen) van vreugde bij hun eigen stadion.

Slide 3 - Question ouverte

Noteer de juiste spelling van de werkwoorden tussen haakjes.

(Blozen) sloeg de presentatrice bij de liveshow haar ogen neer naar de stenen vloer.

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

Is het grootgedrukte werkwoord een pvtt of een vd?


Gelukkig wordt Zeeland BESCHERMD door hoge dijken.
A
pvtt
B
vd

Slide 6 - Quiz

Is het grootgedrukte werkwoord een pvtt of een vd?

Elke laatste zondag van de maand BEHANDELT de debatclub een controversieel onderwerp.
A
pvtt
B
vd

Slide 7 - Quiz

Is het grootgedrukte werkwoord een pvtt of een vd?

Door de dichte mist was het vliegverkeer in de hele regio volledig ONTREGELD.
A
pvtt
B
vd

Slide 8 - Quiz

Is het grootgedrukte werkwoord een pvtt of een vd?

Volgens een Amerikaanse universiteit GELOOFT een deel van de consumenten erg sterk in de gezondheidsclaims van de meeste voedselproducenten.
A
pvtt
B
vd

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Noteer van het werkwoord tussen haakjes de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

(braden) de […] haan

Slide 11 - Question ouverte

Noteer van het werkwoord tussen haakjes de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

(verwoesten) de […] orkaan

Slide 12 - Question ouverte

Noteer van het werkwoord tussen haakjes de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

(glimmen) een […] sieraad

Slide 13 - Question ouverte

Noteer van het werkwoord tussen haakjes de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

(redden) de […] drenkeling

Slide 14 - Question ouverte

Noteer van het werkwoord tussen haakjes de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

(breken) de […] vaas

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Neem de grootgedrukte werkwoorden over en noteer welk werkwoord het is. Kies uit: Inf – pvtt – pvvt – vd – od – bn

Als je wordt GESNAPT met die GESTOLEN snoepjes, bevind je je in een lastig parket.

Slide 17 - Question ouverte

Neem de grootgedrukte werkwoorden over en noteer welk werkwoord het is. Kies uit: Inf – pvtt – pvvt – vd – od – bn

Als Rihanna in het Gelredome OPTREEDT, moet je voor de ingang vaak uren WACHTEN om binnen te komen.

Slide 18 - Question ouverte

Neem de grootgedrukte werkwoorden over en noteer welk werkwoord het is. Kies uit: Inf – pvtt – pvvt – vd – od – bn

Ik VERMOEDDE al, dat jullie die lekkende uitlaat hadden laten REPAREREN.

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Alles door elkaar. In de zinnen waar je zowel de persoonsvorm tegenwoordige tijd als de verleden tijd kunt invullen, kies je voor de tegenwoordige tijd.
Zet achter de werkwoorden om welke werkwoordsvorm het gaat:
pvtt – pvvt – vd – od – gw – inf – bn.

Mijn tante is (bevorderen) en zij (bekleden) nu een belangrijke positie bij de politie.


Slide 21 - Question ouverte

Alles door elkaar. In de zinnen waar je zowel de persoonsvorm tegenwoordige tijd als de verleden tijd kunt invullen, kies je voor de tegenwoordige tijd.
Zet achter de werkwoorden om welke werkwoordsvorm het gaat:
pvtt – pvvt – vd – od – gw – inf – bn.

De leerlingen (wenden, vt) zich direct tot hun mentor, toen zij (vermoeden, vt) dat zij zelf de schuld zouden krijgen.

Slide 22 - Question ouverte

Alles door elkaar. In de zinnen waar je zowel de persoonsvorm tegenwoordige tijd als de verleden tijd kunt invullen, kies je voor de tegenwoordige tijd.
Zet achter de werkwoorden om welke werkwoordsvorm het gaat:
pvtt – pvvt – vd – od – gw – inf – bn.

(Raden) maar wat het is.

Slide 23 - Question ouverte

Alles door elkaar. In de zinnen waar je zowel de persoonsvorm tegenwoordige tijd als de verleden tijd kunt invullen, kies je voor de tegenwoordige tijd.
Zet achter de werkwoorden om welke werkwoordsvorm het gaat:
pvtt – pvvt – vd – od – gw – inf – bn.

Het (lachen) kind heeft iets heel gemeens (zeggen) tegen mijn zusje.

Slide 24 - Question ouverte

Alles door elkaar. In de zinnen waar je zowel de persoonsvorm tegenwoordige tijd als de verleden tijd kunt invullen, kies je voor de tegenwoordige tijd.
Zet achter de werkwoorden om welke werkwoordsvorm het gaat:
pvtt – pvvt – vd – od – gw – inf – bn.

(Vinden, tt) je het niet zielig als zij niet (worden, tt) uitgenodigd?

Slide 25 - Question ouverte