2KA - Chapter 2 - les 18

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Hello

- take a seat

- put your books and IPad on the table

This lesson

• Herhaling grammar 
• slimstampen 
• 
  

Monday

30

November

Lesdoel: Aan het einde van de les kun je het verschil tussen drie belangrijke hulp werkwoorden uitleggen en ze toepassen in oefeningen. 

MODALS

have to

should

must

Have to	Should	Must
Om te zeggen dat iets gedaan MOET worden. You have to do your homework!	Om advies te geven. Het kan gedaan worden maar het moet niet. You should see a doctor.	Wanneer de persoon die het zegt vindt dat hij/zij zelf iets moet doen. Om advies te geven (sterker dan should) I must clean my room. You must brush your teeth.

Combineer: in welke situaties heb je welk hulpwerkwoord nodig?

should/shouldn't

must/musn't

don't have to

have to

Jij vindt dat iets (niet) moet

Iets hoeft niet.

Het moet van iemand anders. 

Je vindt dat iets (niet) zou moeten of je wilt advies geven.

I think you .... buy that jeans, it looks lovely.

1. must
2. should

You ... follow the rules, otherwise you will get a fine.

1. must
2. should

We ... visit our aunt and uncle.

1. don't have to
2. shouldn't

We .... have to wear schooluniforms.

1. must
2. have to

If you want to keep your job you ... work harder.

1. must
2. should

Past simple

+ 

Past continuous

Vul het schema in.

1. Wanneer gebruik je de past simple en wanneer gebruik je de past continuous.

2. Hoe maak je een past simple en een past continuous?

3. Maak het oefenblad!

Slimstampen

Magister --> leermiddelen --> Engels --> 

klas --> hoofdstuk 2

 --> Slimstampen (rechts in beeld) 

--> oefen grammar

Huiswerk woensdag:

Do: oefenblad past simple/past continous

Learn: grammar en vocab