Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
¡Buenos días!
Machu Picchu, ruïnestad van de Inca's in Peru.
Slide 1 - Diapositive
¿Qué hacemos hoy?
SO período tres
El carácter
Repaso
Los deberes
Slide 2 - Diapositive
Schriftelijke overhoring
Alle grammatica en woordenschat
van tarea 1 en tarea 2
martes, 15 de junio, cuarta hora
Slide 3 - Diapositive
2.2 El carácter
aardig zijn
ijverig zijn
verlegen zijn
vriendelijk zijn
kletskous zijn
intelligent zijn
dorst hebben
het koud hebben
Slide 4 - Diapositive
Repaso
Slide 5 - Diapositive
La familia
Slide 6 - Diapositive
Los posesivos
Slide 7 - Diapositive
Ser, tener, llamarse
soy
es
somos
sois
tengo
tienes
tenemos
tienen
me llamo
te llamas
Slide 8 - Diapositive
¡A traducir!
Hij is mijn opa.
Haar moeder heet Ana.
Onze zussen hebben een boek.
Jouw boek is rood.
Slide 9 - Diapositive
¡A traducir!
Hij is mijn opa.
Es mi abuelo.
Haar moeder heet Ana.
Su madre se llama Ana.
Onze zussen hebben een boek.
Nuestras hermanas tienen un libro.
Jouw boek is rood.
Tu libro es rojo.
Slide 10 - Diapositive
Describe físicamente las siguientes personas
Maak gebruik van dit schema
Slide 11 - Diapositive
Los deberes
Zorg dat je alle woordenschat van
tarea 1 en tarea 2 hebt ingevuld in je woordenlijst.
Leer woordenschat 2.2
(de uitwerkingen vind je nogmaals op de volgende pagina's)
Zorg dat je de woordenschat goed bijhoudt gedurende deze periode.
Uiteindelijk ben je hier erg blij mee, zodat je niet alles tegelijk hoeft te doen aan het einde van de periode. Zet 'm op!
Slide 12 - Diapositive
de moeder
de oma
de opa en oma
de broer
de oom
de dochter
de kinderen (zonen en dochters)
de neef
de neven en nichten
Slide 13 - Diapositive
de neef (oom/tante zegger)
de kleinzoon
de de kleindochter
de de vrouw/echtgenote
Slide 14 - Diapositive
2.1 el aspecto físico
Wanneer gebruik je delgado, guapo? En wanneer delgada, guapa?
Hij/zij is dik.
Hij/zij is knap.
Hij/zij is jong.
Hij/zij is oud.
Hij/zij is kaal.
Het zijn bijvoeglijk naamwoorden. Als ze iets zeggen over een jongen dan gebruik je de mannelijke vorm (o). Als ze iets zeggen over een meisje dan gebruik je de vrouwelijk vorm (a).
El chico guapo. (de knappe jongen)
La chica guapa. (het knappe meisje)
Slide 15 - Diapositive
Hij/zij heeft grote ogen
Hij/zij heeft blauwe ogen
Hij/zij heeft groene ogen
Hij/zij heeft zwarte ogen
Hij/zij heeft bruine ogen
Hij/zij heeft donker haar.
Hij/zij heeft kastanjebruin haar.
Hij/zij heeft krullen.
Hij/zij heeft lang haar.
Hij/zij heeft kort haar.
PELO RUBIO
Rubio zegt iets over pelo. Pelo is mannelijk (eindigt op een o).
CARMEN ES RUBIA
Rubia zegt nu iets over Carmen. Carmen is een meisje, dus vrouwelijk.