5. El carácter

¡Buenos días!
Bogotá, capital de Colombia
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

¡Buenos días!
Bogotá, capital de Colombia

Slide 1 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer?
  • SO período tres
  • El carácter
  • El aspecto físico
  • Vamos a hablar 

  • Aanwijzende voornaamwoorden
  • ¡A practicar!
  • Los deberes
Bogotá, Colombia
Les 1
Les 2

Slide 2 - Diapositive

     Schriftelijke overhoring 


      Alle grammatica en woordenschat
                   van tarea 1 en tarea 2
miércoles, 16 de junio, cuarta hora

Slide 3 - Diapositive

Tiny House
  • Aya
  • Lenn
  • Isaac
  • Lynn 

Graag geschreven tekst inleveren.

Slide 4 - Diapositive

2.2 El carácter
aardig zijn 
ijverig zijn
verlegen zijn
vriendelijk zijn
kletskous zijn
intelligent zijn
dorst hebben
het koud hebben

Slide 5 - Diapositive

Als je een mindere eigenschap omschrijft dan zet je er in het Spaans "un poco" voor.

- Es un poco guapo
Hij is een beetje knap.

- Es un poco alta. 
Zij is een beetje lang.  

Slide 6 - Diapositive

2.1    el aspecto físico
Wanneer gebruik je delgado, guapo? En wanneer delgada, guapa?
Hij/zij is dik.
Hij/zij is knap.
Hij/zij is jong.
Hij/zij is oud.
Hij/zij is kaal.
Het zijn bijvoeglijk naamwoorden. Als ze iets zeggen over een jongen dan gebruik je de mannelijke vorm (o). Als ze iets zeggen over een meisje dan gebruik je de vrouwelijk vorm (a). 

El chico guapo. (de knappe jongen)
La chica guapa. (het knappe meisje)

Slide 7 - Diapositive

Hij/zij heeft grote ogen
Hij/zij heeft blauwe ogen
Hij/zij heeft groene ogen
Hij/zij heeft zwarte ogen
Hij/zij heeft bruine ogen
Hij/zij heeft donker haar.
Hij/zij heeft kastanjebruin haar.
Hij/zij heeft krullen.
Hij/zij heeft lang haar.
Hij/zij heeft kort haar.
PELO RUBIO
Rubio zegt iets over pelo. Pelo is mannelijk (eindigt op een o). 

CARMEN ES RUBIA
Rubia zegt nu iets over Carmen. Carmen is een meisje, dus vrouwelijk.

Slide 8 - Diapositive

Hij/zij heeft een kleine mond.
Hij/zij heeft een grote neus.
Hij heeft een baard.

Slide 9 - Diapositive

¿Cómo te llamas?
Hoe heet jij?
Me llamo ...

Slide 10 - Diapositive

¿Tienes hermanos?
Heb jij broers/zussen? 
Sí tengo 2 hermanos. 
Sí tengo 2 hermanas
Sí tengo un hermano y una hermana. 
No, no tengo hermanos. 
(dubbele ontkenning de 1e no betekent nee, de tweede no betekent niet.)

Slide 11 - Diapositive

¿Como se llama tu hermano?
Hoe heet jouw broer?
Mi hermano se llama ... 

Slide 12 - Diapositive

¿Cuántos años tienes?
Hoe oud ben jij?
Tengo ... años.

11 = once
12 = doce
13 = trece
14 = catorce

Slide 13 - Diapositive

¿Cuántos años tiene tu ...?
¿Cuántos años tiene tu...? 
Mi ... tiene ... años.

Slide 14 - Diapositive

¿Cómo es tu tía?
Hoe is jouw tante?
Mi tía es amable
Mi tía es delgada
Mi tía es rubia
Mi tía es guapa

Slide 15 - Diapositive

Aanwijzende voornaamwoorden

Slide 16 - Diapositive

Aanwijzende voornaamwoorden
   deze/dit = dichtbij
   die/dat = ver weg

In het Spaans passen de aanwijzende voornaamwoorden zich  aan aan het zelfstandig naamwoord waar ze voor staan. 

Je hebt dus
mannelijke, vrouwelijke en meervoudsvormen

Slide 17 - Diapositive

Maak opdracht 5 en 6
uit je libro del alumno
op pagina cincuenta y tres.
¡A practicar!

Slide 18 - Diapositive

Las respuestas
Ejercicio 5
a. Esas mujeres están muy nerviosas.
b. Este alumno es un poco hablador.
c. Aquellos hombres tienen los ojos azules
d. Aquella señora es muy mayor.
Ejercicio 6
a. estas - aquellas
b. esos
c. esta
d. aquellas
e. ese

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Los deberes

Maak de LessonUp les: Huiswerk 2/6 mi familia - tarea 1.

Dit is een herhaling van heel tarea 1.
miércoles, 2 de junio, cuarta hora

Slide 21 - Diapositive

El Rey Felipe VI

Slide 22 - Diapositive

Obelix

Slide 23 - Diapositive

Shakira

Slide 24 - Diapositive

Messi

Slide 25 - Diapositive