Naamvallen der-groep + ein-groep 1e/4e

Dienstag 28-03
timer
1:30
Ga op je telefoon of tablet naar: www.lessonup.com
login met deze
pin code 
Gebruik je echte naam!
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 3 min

Éléments de cette leçon

Dienstag 28-03
timer
1:30
Ga op je telefoon of tablet naar: www.lessonup.com
login met deze
pin code 
Gebruik je echte naam!

Slide 1 - Diapositive

Herzlich Wilkommen!

Du brauchst:
- Laptop
- Buch A


Telefoon zit in je tas!
Tas zet je op het rek!
Ik zit op mijn vaste plek van de plattegrond

Slide 2 - Diapositive

Grammatik C + D: ontleden en 1e + 4e naamval
Aan het einde van de les kun je:
- Kun je Duitse zinnen ontleden (1e + 4e naamval)
- Kun je schema A + B gebruiken om de juiste uitgang van het (lid)woord te bepalen

Slide 3 - Diapositive

Je hebt nodig:
Blz. 132 + 133 in je boek (schema A + B)

Slide 4 - Diapositive

Welk zinsdeel staat in welke naamval? 
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
1e naamval
3e naamval
4e naamval

Slide 5 - Question de remorquage

Ontleden
We kunnen op twee manieren ontleden:
  • ontleden door vragen te stellen
  • ontleden door de hij/hem-regel toe te passen

Stufenplan:
  1.  gezegde                                       ->  alle werkwoorden in de zin
  2.  onderwerp                                  ->  1e naamval
  3.  meewerkend voorwerp         -> 3e naamval
  4.  lijdend voorwerp                      -> 4e naamval 

Slide 6 - Diapositive

Ich habe die Mutter nicht gesehen. Welke naamval is 'die Mutter'?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 7 - Quiz

Die Mutter erzählt dem Kind eine Geschichte. Welke naamval is 'dem Kind'?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 8 - Quiz

Dieser Hund heißt Woef. Welke naamval staat 'dieser Hund'?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 9 - Quiz

Welches Buch liest du? Welke naamval staat niet in deze zin?
A
Er is geen onderwerp.
B
Er is geen meewerkend voorwerp.
C
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 10 - Quiz

Ich erkläre (uitleggen) dem Junge die Aufgabe. Welke naamval is 'dem Junge'?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 11 - Quiz

Ich habe ein... Hund (m).

Slide 12 - Diapositive

Stap 3
Stap 2
Stap 1
ein-gruppe  of der-gruppe
vrouwelijk
mannelijk
onzijdig
meervoud
1e naamval
4e naamval

Slide 13 - Question de remorquage

Plaats de woorden in de juiste groep:
Der-Gruppe
Ein-Gruppe
dieses
welche
eure
jeder
deine
Ihre 
unser
keinen
die
alle

Slide 14 - Question de remorquage

Was machen wir jetzt?
Gebruik je boek (blz. 132 + 133) --> schema A + B
Stappenplan toepassen!
Wat moet telkens de juiste uitgang zijn? Je mag dit opzoeken!

Slide 15 - Diapositive

Herzlich Wilkommen A3B

Du brauchst:
- Kugelschreiber (pen) 
- Laptop, Buch A

Je zit op je vaste plek van de plattegrond
Telefoon zit in je tas!
Tas zet je op het rek!


Slide 16 - Diapositive

Dieser Hund heißt Woef. Welke naamval staat 'dieser Hund'?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 17 - Quiz

Welches Buch liest du? Welke naamval staat niet in deze zin?
A
Er is geen onderwerp.
B
Er is geen meewerkend voorwerp.
C
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 18 - Quiz

Ich erkläre (uitleggen) dem Junge die Aufgabe. Welke naamval is 'dem Junge'?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 19 - Quiz


Vul de juiste uitgang in:
Der Junge sieht ein... Hund (m).
A
ein (geen uitgang)
B
-e
C
-en
D
-es

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste naamvallen in:
Hast du mein... Tasche (v) gesehen?
A
mein
B
meinen
C
meine

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste uitgang in:
Dies... Mann (m) ist sehr alt.
A
-er
B
-en
C
-e
D
-es

Slide 22 - Quiz

Vul de juiste uitgang in:
Welch... Buch (o) liest du?
A
-es
B
welch (geen uitgang)
C
-e
D
-er

Slide 23 - Quiz

Manch.... Schüler (mv) spielen Tennis.
Welke uitgang moet er op de stippellijn?

A
-en
B
-e
C
-er
D
-es

Slide 24 - Quiz

WORTBINGO spielen
                                                    2 Reihen = Bingo
                                                        16 Niederländische Wörter
                                                      Lektion 3.1, 3.2, 3.4, 3.5
       

timer
15:00

Slide 25 - Diapositive

Welk schoolvak past bij dit plaatje? Schrijf op in het Duits.

Slide 26 - Question ouverte

Welk schoolvak hoort bij deze afbeelding? Schrijf op in het Duits.

Slide 27 - Question ouverte

Vertaal naar het Nederlands:
das Zeugnis

Slide 28 - Question ouverte

Ich bin schlecht in Physik, darum habe ich... .
Welk woord moet er op de stippellijn?
A
Gymnasium
B
Unterricht
C
Note
D
Nachhilfe

Slide 29 - Quiz

Heb je de toetsstof begrepen?

Slide 30 - Carte mentale