H1.3 Tijd

H1.3 Tijd
  • Je kunt bekende maten voor tijd gebruiken om schattend te rekenen.
  • Je kunt precies rekenen met eenheden voor tijd.
  • Je kunt meetinstrumenten en bronnen waarin tijd voorkomt aflezen, interpreteren en er berekeningen mee maken.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H1.3 Tijd
  • Je kunt bekende maten voor tijd gebruiken om schattend te rekenen.
  • Je kunt precies rekenen met eenheden voor tijd.
  • Je kunt meetinstrumenten en bronnen waarin tijd voorkomt aflezen, interpreteren en er berekeningen mee maken.

Slide 1 - Diapositive

De vorige les ging over....
A
Infographics en tabellen maken
B
geld en wisselkoersen
C
1 % regel
D
Infographics en tabellen lezen

Slide 2 - Quiz

Van Euro naar Pond
A
Euro x eurokoers (vermenigvuldigen)
B
Euro : eurokoers (delen)

Slide 3 - Quiz

Afronden
Ik betaal contant
€6,02
A
€6,00
B
€6,02
C
€6,01
D
€6,05

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Vidéo

Ik heb weleens een vlucht gemist
A
JA
B
NEE

Slide 6 - Quiz

Waardoor kan je te laat komen?
mogelijke oorzaken

Slide 7 - Carte mentale

Waar ben jij geweest, wat was het tijdverschil?
NL ligt in +1 (wintertijd) +2 in de zomertijd

Slide 8 - Diapositive

Stap voor stap
Bestelling op zondagmiddag.
In het schema zie je het verloop van het transport van Chicago naar Delft. In Chicago is het 7 uur vroeger dan in Nederland.
Wanneer kan je dit pakket verwachten?
In 2-tallen berekenen

Slide 9 - Diapositive

Stap voor stap aankomst en vertrek berekenen
Wanneer de aankomst in Nederland is, reken je de tijd om

Slide 10 - Diapositive

25KM/U
Wat betekent dit?

A
over 50 KM doe 1,5 uur
B
in 60 minuten leg 25 km af
C
per uur ga je 1 km vooruit

Slide 11 - Quiz

KM/U - tijd = afstand : snelheid
Van sommige activiteiten weet je hoelang ze ongeveer duren:
  • Een wandeling van 5 kilometer duurt ongeveer 1 uur.
  • Je fietst 15 tot 20 kilometer in ongeveer 1 uur.
  • Je rijdt met de auto op de snelweg 100 tot 130 kilometer in ongeveer 1 uur.

1 uur =  60 minuten                                           tijd = afstand : snelheid

0,5 uur = 30 minuten (0,5 x60)

0,35 uur = 21 minuten (0,35 x60)







Slide 12 - Diapositive

Emma rijdt op haar E-bike naar haar werk. Ze rijdt met een gemiddelde snelheid van 22 km/u. Het is 13 km fietsen.
Hoeveel minuten duurt haar fietstocht ongeveer?
A
0,59
B
59 minuten
C
1,69
D
35 minuten

Slide 13 - Quiz

Emma rijdt op haar E-bike naar haar werk. Ze rijdt met een gemiddelde snelheid van 22 km/u. Het is 13 km fietsen.
Hoeveel minuten duurt haar fietstocht ongeveer?


tijd = afstand : snelheid = 13 : 22 ≈ 0,59 uur
0,59 uur = 0,59 × 60 minuten = 35,45 minuten ≈ 35 minuten

Slide 14 - Diapositive

Zelfstandig werken
maken les 1.3 = test jezelf

Module - N4 | Thema's

Slide 15 - Diapositive