Pluriforme Samenleving herhaling hoofdstuk 1,2 en 3
herhaling
https://www.themas.online
Omdat we volgende week de meivakantie ingaan, gaan we nu herhalen van de vorige weken en pakken we na de vakantie de draad weer op. We beginnen bij hoofdstuk 1:
Veel culturen in één land
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
herhaling
https://www.themas.online
Omdat we volgende week de meivakantie ingaan, gaan we nu herhalen van de vorige weken en pakken we na de vakantie de draad weer op. We beginnen bij hoofdstuk 1:
Veel culturen in één land
Slide 1 - Diapositive
Wat hoort er niet bij de Nederlandse pluriforme samenleving?
A
Verschillende subculturen
B
Verschillende godsdiensten
C
Dezelfde kledingstijl bij alle Nederlanders
D
Een dominante cultuur
Slide 2 - Quiz
Welke van deze 4 antwoorden hoort niet bij de dominante cultuur van Nederland?
A
80 uur per week werken
B
Brood als ontbijt
C
Je mag geloven wat je wilt
D
Dodenherdenking op 4 mei
Slide 3 - Quiz
Wat hoort er bij een subcultuur in Nederland?
A
Koningsdag vieren
B
Je verjaardag vieren
C
Studio Sport kijken op zondagavond
D
Stemrecht vanaf 18 jaar
Slide 4 - Quiz
Van welke groep zijn er het meest in Nederland?
A
Duitsers
B
Surinamers
C
Belgen
D
Polen
Slide 5 - Quiz
Wat is geen feest wat bij een speciaal geloof past?
A
Suikerfeest
B
Bevrijdingsdag
C
Kerst
D
Pasen
Slide 6 - Quiz
Laatste vraag: Wat vind je (tot nu toe) van het hoofdstuk pluriforme samenleving?
A
Moeilijk
B
Leuk
C
Saai
D
Interessant
Slide 7 - Quiz
Het woord Pluriform betekent:
A
veel talen
B
veel landen
C
veel mensen
D
veelkleurig
Slide 8 - Quiz
Kenmerken van een pluriforme samenleving zijn:
A
Er is één dominante cultuur en veel subculturen
B
Er is maar één godsdienst toegestaan
C
subculturen zijn verboden
Slide 9 - Quiz
De nederlandse taal hoort bij:
A
de nederlandse etnische cultuur
B
de nederlandse subcultuur
C
de dominante duitse cultuur
D
de dominante nederlandse cultuur
Slide 10 - Quiz
0
Slide 11 - Vidéo
Wat is volgens jou echt iets wat bij Nederland hoort?
Slide 12 - Question ouverte
herhaling
Hoofdstuk 2
Verhuizen naar een ander land
Slide 13 - Diapositive
Waarom kwamen er gastarbeiders naar Nederland rond 1970?
A
Omdat er een tekort was aan personeel
B
Omdat zij op de vlucht waren
Slide 14 - Quiz
Reden 1: Werk
-Gastarbeiders na de Tweede Wereldoorlog.
-Tegenwoordig alleen toestemming voor mensen uit landen uit de EU.
-Zijn er uitzonderingen?
Slide 15 - Diapositive
Waarom noemen we deze mensen Gastarbeiders
A
Omdat ze hier in hotels verbleven
B
omdat wij ze niet betaalden, alleen hun hotel
C
omdat we een uitwisseling met hen hadden
D
Omdat ze hier te gast waren
Slide 16 - Quiz
Reden 2: Vluchten
-Om welke redenen vluchten mensen?
-Bescherming staat voorop.
Slide 17 - Diapositive
In welke plaats in deze video komen de vluchtelingen aan?
A
Madrid in Spanje
B
Cadiz, kust van Spanje
C
Lesbos, Griekenland
D
Mallorca, kust van Spanje
Slide 18 - Quiz
Wanneer mag je blijven in Europa?
A
als je werk hebt in Europa
B
als je een paspoort bij je hebt
C
als het echt onveilig is in je eigen land
D
als je hier meer geld kan verdienen
Slide 19 - Quiz
Hoe willen de regeringsleiders voorkomen dat er vluchtelingen naar Europa komen?
A
strengere paspoortcontroles
B
zorgen voor veiligere thuislanden
C
geld beloven als ze terug gaan
D
de bootjes terug sturen
Slide 20 - Quiz
Reden 3: kolonies
-Vroeger ging het om handel.
-Na zelfstandigheid van kolonies komen veel mensen naar Nederland.
Slide 21 - Diapositive
Welke landen waren onze koloniën?
A
Suriname, Indonesië, en de Nederlandse Antillen
B
Italië, Spanje en Egypte
C
Turkije en Marocco
D
China, Frankrijk en Mexico
Slide 22 - Quiz
Om welk land werd door ons leger 4 jaar lang gevochten?
A
Zuid Afrika
B
Indonesië
C
België
D
China
Slide 23 - Quiz
Reden 4: Gezin
-Gezinshereniging en gezinsvorming.
-Voorwaarden
Slide 24 - Diapositive
hoe noem je het als gezinnen weer herenigd worden?
A
land hereniging
B
familie bijeenkomst
C
gezinshereniging
D
gastgezinnen
Slide 25 - Quiz
Welke 4 redenen zijn er om te verhuizen naar een ander land?
Slide 26 - Question ouverte
herhaling
Hoofdstuk 3
Integratie, Hoe gaat dat?
Slide 27 - Diapositive
Hieronder staan vier dingen die nodig zijn als je wilt integreren. Welke hoort niet in het rijtje thuis?
A
Accepteren
B
Nederlands leren
C
Stereotypen
D
Deels aanpassen
Slide 28 - Quiz
Integratie betekent dat nieuwkomers:
A
zich helemaal aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
B
zich gedeeltelijk aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
C
zich helemaal niet aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
D
geen Nederlands hoeven te leren.
Slide 29 - Quiz
Bij integratie hoort dat Nederlanders:
A
andere subculturen afwijzen
B
hun eigen cultuur opgeven.
C
hun wetten aan nieuwkomers aanpassen.
D
andere culturen accepteren.
Slide 30 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Als je een baan hebt, gaat integreren moeilijker. 2. Sommige werkgevers discrimineren allochtonen.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 31 - Quiz
De Iraanse voetballer Aram is een topspeler in de Eredivisie. Hij spreekt nauwelijks Nederlands, wil zich niet laten behandelen door de vrouwelijke clubarts en kijkt thuis via de satelliet alleen naar Iraanse televisie.
A
Aram is geïntegreerd
B
Aram is niet geïntegreerd
Slide 32 - Quiz
Ahmed is in Amsterdam geboren en heeft Turkse ouders. Hij zegt: “Ik woon in Nederland. Helaas, want de normen en waarden van dit land keur ik echt helemaal af.”
A
Ahmed is geïntegreerd
B
Ahmed is niet geïntegreerd
Slide 33 - Quiz
De ouders van Hakim komen uit Marokko, maar zelf is hij in Nederland geboren. Hij wil leraar worden op een basisschool en hij heeft zijn diploma al gehaald. Toch kan hij geen werk vinden. Welke reden is het meest waarschijnlijk?
A
Marokkanen weten niet goed hoe ze werk moeten vinden.
B
Hakim heeft een grote taalachterstand.
C
Allochtonen worden soms gediscrimineerd.
D
Hakim wil niet integreren.
Slide 34 - Quiz
Vooroordeel
Een oordeel over iemand of iets,
zonder dat je de feiten of persoon kent
Slide 35 - Diapositive
Voorbeelden
"Die Turk uit de 3e."
"Die boer met dat Twente-sjaaltje."
"Van haar kun je makkelijk winnen, want meisjes kunnen niet voetballen"
Slide 36 - Diapositive
Meisjes zijn slecht in voetbal
A
Vooroordeel
B
Stereotype
C
Feit
D
Mening
Slide 37 - Quiz
"Alle Russen drinken wodka" is een
A
Stereotype beeld
B
Vooroordeel
C
Vorm van indoctrinatie
D
Vorm van manipulatie
Slide 38 - Quiz
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 39 - Question ouverte
jezelf toetsen?
https://www.themas.online
Ga naar bovenstaande site en log in. Zoek daarna het hoofdstuk Pluriforme Samenleving en beantwoord de vragen. Je mag natuurlijk ook de vragen maken in het boek of download de oefentoets app: