PES en SMART

PES en SMART






                                                                                                                                  JG
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

PES en SMART






                                                                                                                                  JG

Slide 1 - Diapositive

Wat is PES ?

  • De PES wordt gebruikt om een verpleegkundige diagnose te maken SMART is een hulpmiddel waar een verpleegdoel aan moet voldoen.

Slide 2 - Diapositive

P?
  • De P staat voor Probleem
  • Een probleem is een beknopte beschrijving van de actuele en/of potentiële gezondheidsproblemen van de zorgvrager, zijn naasten en zijn omgeving.
  • Voorbeelden zijn angst, pijn, verdriet, verstoorde slaap of verminderde mobiliteit.

Slide 3 - Diapositive

E?

  • De E staat voor Etiologie (oorzaak)
  • Hierin wordt beschreven wat het probleem veroorzaakt, beïnvloedt of wat bijdraagt aan het ontstaan ervan

Slide 4 - Diapositive

S?
  • De S staat voor Symptomen
  • Hierin worden de symptomen (verschijnselen) beschreven die het gevolg zijn van het probleem.
  • Onderverdeeld in objectieve en subjectieve symptomen.
  • V.B. Koorts en een hoge bloeddruk-> objectief 
  • Pijn en onrust-> subjectief

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo


Meneer De Jong (87) heeft COPD en zit in een rolstoel omdat hij te weinig energie heeft om te
lopen. Op zijn stuit heeft meneer een rode plek.  De huisarts constateerde dat meneer ondervoed is. Meneer is nu opgenomen in het verpleeghuis.

Formuleer de PES voor meneer de Jong.

Slide 7 - Diapositive

Wat is SMART

  • Doelstellingen worden vaak te vaag en vrijblijvend geformuleerd als wensen of goede voornemens. Om zo veel mogelijk uit de zorg te halen die je geeft moet je SMART doelen stellen.

Slide 8 - Diapositive

S
  • Specifiek
  • Wat moet ik doen om dit doen te behalen?
  • Wat wil je bereiken?
  • Wie zijn erbij betrokken?
  • Waar ga je het doel uitvoeren?
  • Is het een concreet doel?
  • Waarom wil je dit doel bereiken? 

Slide 9 - Diapositive

M
  • Meetbaar

  • Wanneer weet je of je je doel hebt bereikt? Je doel moet meetbaar zijn. Bij afvallen kun je kiezen voor aantal kilo’s. Bij sporten kun je kiezen voor het aantal sportsessies per week.
 

Slide 10 - Diapositive

A
  • Acceptabel

  • Sluit het doel aan bij de opdracht?
  • Je weet waarom je het doel wilt bereiken

Slide 11 - Diapositive

R
  • Realistisch

  • Is het doel haalbaar?
  • Niet te moeilijk en niet te makkelijk

Slide 12 - Diapositive

T
  • Tijdsgebonden

  • Wat is de periode dat het doel klaar moet zijn?
  • Wanneer ben je klaar?
  • Wanneer is het doel behaald? 


Slide 13 - Diapositive

TIPS om doelen smart te formuleren 
Niet gebruiken:
  • meer
  • beter
  • veel
  • weinig
  • goed
  • voldoende
Wel gebruiken:
  • Ik kan...
  • Binnen nu en...
  • Over 2 maanden  

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo