10-06 t/m 12-06 2TL Duits

Programm
    Planung
    • was soll diese Woche bearbeitet werden?
    Lernziel
    • was werdet ihr diese Woche lernen?
    Aufgaben der Woche
    • Aufgaben des Schrittes 20
    • Aufgabe 3, Aufgabe 4, Aufgabe 6 




    1 / 22
    suivant
    Slide 1: Diapositive
    DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

    Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

    time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

    Éléments de cette leçon

    Programm
      Planung
      • was soll diese Woche bearbeitet werden?
      Lernziel
      • was werdet ihr diese Woche lernen?
      Aufgaben der Woche
      • Aufgaben des Schrittes 20
      • Aufgabe 3, Aufgabe 4, Aufgabe 6 




      Slide 1 - Diapositive

      Rückblick
      Was lerntet ihr letztes Mal?


        Slide 2 - Diapositive

        Planung 
        Wiederholung Grammatik Schritt 20
        • bezittelijk voornaamwoord / Ein-Gruppe
        Aufgaben korrigieren
        • letzte Woche Schritt 20
        Schritt 21 Schreiben


        • Personen beschreiben
        • Üben -> Aufgabe 1, 2B, 4 und 5




          Slide 3 - Diapositive

          Lernziel der Woche

          Schritt 20
          Du kannst einige einfache Sätze über dich selbst und andere Menschen schreiben

          Slide 4 - Diapositive

          Bezittelijk voornaamwoord





          Oefen LessonUp

          Slide 5 - Diapositive

          Doel:

          - Je weet wat mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden zijn en welk lidwoord daarbij past.


          - Je weet wat het bezittelijk voornaamwoord is en kunt deze in een zin toepassen.




          Slide 6 - Diapositive

          Pak dit schema er even bij in je boek. Je vindt het schema op blz. 37

          Slide 7 - Diapositive

          Het bezittelijk voornaamwoord

          Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.


          De persoon is bijvoorbeeld eigenaar of maker van het genoemde: Mijn fiets, haar tekening, hun huis, enz.


          Ze geven dus een bezit aan.


          Slide 8 - Diapositive

          Mannelijk (der) en onzijdig (das)

          mijn- mein    

          jouw- dein  

          haar- ihr   

          zijn - sein  

          zijn- sein   

           ons\onze - unser

          jullie-euer       

          hun - ihr        

          uw - Ihr

          Slide 9 - Diapositive

          Vrouwelijk (die) en meervoud (die)

          mijn- mein   

          jouw- dein e

          haar- ihre   

          zijn - seine  

          zijn- seine   

           ons\onze - unsere

          jullie-euere (eure)       

          hun - ihre        

          uw - Ihre

          Slide 10 - Diapositive

          De regel is dus:
          Bij der en das woorden:  Ein/Kein/Mein/Dein/Sein

          Bij die woorden: Eine/Keine/Meine/Deine/Seine

          Die eindigt op een e, dus er komt ook een e achter ein/kein/mein, enz.

          Slide 11 - Diapositive

          Even oefenen!


          Slide 12 - Diapositive

          Was ist ...............(jouw) Name (m)?
          A
          sein
          B
          mein
          C
          dein
          D
          Ihr

          Slide 13 - Quiz

          Das sind..................(onze) Eltern (mv).
          A
          deine
          B
          dein
          C
          unser
          D
          unsere

          Slide 14 - Quiz

          Maaike ist ..............(haar) Freundin.
          A
          euer
          B
          ihr
          C
          ihre
          D
          euere

          Slide 15 - Quiz

          Korrigieren
          Aufgaben Schritt 20 ab S. 37
          • Aufgabe 3
          • Aufgabe 4
          • Aufgabe 6


          Slide 16 - Diapositive

          Welke woorden gaan over:

          • uiterlijk
          • kledingstukken
          • kleuren

          Wat is de betekenis?

          Slide 17 - Diapositive

          Aufgaben ab Seite 43
          Kontrolle:
          • Aufgabe 1
          • Aufgabe 2B
          • Aufgabe 4
          • Aufgabe 5*

          *Aufgabe 5 -> je moet de juiste zinnen bij de personen schrijven

          Slide 18 - Diapositive

          Tekendictee
          • Ich werde einen Person beschreiben
          • Du zeichnest was du hörst
          • Wir vergleichen zusammen die Zeichnungen

          Slide 19 - Diapositive

          Schrijven
          Schrijven in een andere taal is altijd lastig. Hier een paar tips:
          • maak je zinnen zo kort mogelijk
          • gebruik zoveel mogelijk woorden die jij kent
          • probeer woorden die je niet kent te omschrijven
          • zoek/vertaal alleen woorden als het echt niet anders kan

          Slide 20 - Diapositive

          Brief van Brenn (5 jaar)
          Deze zomer gingen wij met de auto op vakantie en toen zijn we heel erg  vroeg opgestaan en toen moesten we heel lang rijden en toen hebben we ook nog een broodje gegeten bij een tankstation en toen waren we op de camping en toen heb ik gezwommen in de zee en toen was er een onweersbui en toen moesten we weer weg en toen waren we weer thuis en het was een hele leuke vakantie

          Slide 21 - Diapositive

          Brief van Brenn (5 jaar)
          Deze zomer gingen wij met de auto op vakantie. We zijn heel erg  vroeg opgestaan. We moesten heel lang rijden. We hebben ook nog een broodje gegeten. Dit was bij een tankstation. Op de camping  heb ik gezwommen in de zee. Er was ook een onweersbui. Dit was wel eng. De vakantie was leuk.

          Slide 22 - Diapositive