Via vervolg thema 2 spelling en grammatica De stam

Thema 2 Spelling en Grammatica 
De stam
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1,4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Thema 2 Spelling en Grammatica 
De stam

Slide 1 - Diapositive

Via vervolg
Thema 2
Spelling en grammatica
De Stam

Slide 2 - Diapositive

Stam

Slide 3 - Carte mentale

Lesdoel
In deze les leer hoe je de stam van een werkwoord vindt.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Diapositive

Wat is de stam van een werkwoord?
A
Het hele werkwoord zonder -en
B
Het werkwoord in de jij-vorm
C
Het hele werkwoord + en
D
De eerste 3 letters van een werkwoord

Slide 7 - Quiz

Ik .......... (drinken)

Slide 8 - Question ouverte

Ik .......... (dansen)

Slide 9 - Question ouverte

Ik .......... (tekenen)

Slide 10 - Question ouverte

0

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Wanneer aanpassen?



dubbelzetter:
rennen - renn -  ren

tekendief:
praten - prat - praat

laatste letter z:
prijzen - prijz - prijs

laatste letter v:
verven - verv - verf

Slide 15 - Diapositive

lopen
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

verven
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

roepen
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

lezen
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

sporten
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

kennen
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

De stam moet vaak aangepast worden!

Slide 22 - Diapositive

Opdracht:
- Wat is de stam?
- onderstreep de stam.
- Pas de stam aan waar dat nodig is.

Doe het zo:
vinden - vind
lopen - lop - loop

                                         
1. draaien    - ...........
2. vegen      - ........... 
3. reizen       - ........... 
4. poetsen  - ........... 
5. zoeken     - ............
6. pakken     - ............ 
7. bederven - ............
8. laden        - .............

Slide 23 - Diapositive

Bij welke werkwoorden moest je de stam aanpassen?

Slide 24 - Carte mentale

Wat is de stam van het werkwoord VERHUIZEN?
A
verhuis
B
verhuiz

Slide 25 - Quiz

Wat is de aangepaste stam van het werkwoord BELLEN?
A
bel
B
bell

Slide 26 - Quiz

Waarom heb je de stam van een werkwoord nodig?

Slide 27 - Question ouverte

Schrijf de stam van 3 werkwoorden op. Je mag de werkwoorden zelf verzinnen...

Slide 28 - Question ouverte

Wat is de stam van het werkwoord VERHUIZEN?
A
verhuis
B
verhuiz

Slide 29 - Quiz

Wat is de aangepaste stam van het werkwoord BELLEN?
A
bel
B
bell

Slide 30 - Quiz

Waarom heb je de stam van een werkwoord nodig?

Slide 31 - Question ouverte

Snap je nu hoe je de stam van een werkwoord vindt?
A
ja
B
nee
C
bijna

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo