Periode Quiz

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Periode Quiz

Als je aantekeningen maakt, dan schrijf je hele zinnen op.

1. Waar
2. Niet waar

Als je een betoog schrijft, dan gebruik je enkel feiten en geen meningen.

1. Waar
2. Niet waar

Een betoog bevat altijd twee argumenten voor de stelling, en een tegenargument.

1. Waar
2. Niet waar

Een informatieve tekst heeft een inleiding, middenstuk en slot.

1. Waar
2. Niet waar

Als je bronnen gebruikt, dan moet je deze nooit noteren.

1. Waar
2. Niet waar

Een verslag kan verschillen qua inhoud, vb.: een stageverslag of een notule.

1. Waar
2. Niet waar

Je houding tijdens een presentatie is heel belangrijk!

1. Waar
2. Niet waar

Je moet je publiek nooit aankijken als je ze toespreekt.

1. Waar
2. Niet waar

Er mogen geen stiltes vallen tijdens mijn presentatie

1. Waar
2. Niet waar

Relaxte houding, schouders naar achter zijn:

1. Verbaal
2. Non-verbaal

Handen in je broekzak is perfect met presenteren.

1. Waar
2. Niet waar

Een verzorgde PowerPoint is aan te raden tijdens het presenteren.

1. Waar
2. Niet waar

Tijdens een informatieve presentatie stel je jezelf voor.

1. Waar
2. Niet waar

Ongeacht wat je doet, presenteren of een tekst schrijven, er is altijd een inleiding, middenstuk en slot.

1. Waar
2. Niet waar

Tijdens een presentatie begin je eerst met het middenstuk, dan de inleiding en dan het slot.

1. Waar
2. Niet waar

Een PowerPoint zet je vol met zinnen i.p.v. steekwoorden.

1. Waar
2. Niet waar

Een PowerPoint zet je vol met foto's, ook al heeft het geen nut.

1. Waar
2. Niet waar

Het is handig als jouw publiek je constant vragen stelt tijdens je presentatie.

1. Waar
2. Niet waar

Hoe meer slides in je PowerPoint, hoe beter!

1. Waar
2. Niet waar

Presenteren kun je leren!

1. Waar
2. Niet waar