Comparisons3 MAVO

Comparisons
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EnglishMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Comparisons

Slide 1 - Diapositive

Goals
1. You know what comparisons are.
2. You know how to make them.
3. You know how to use them.

Slide 2 - Diapositive

But first!
What do you remember about comparisons?
1. Write down what you know about comparisons (trappen van vergelijking).
2. Compare this with your neighbour. 
3. Let us know what you have found.


Slide 3 - Diapositive

Comparisons
Om mensen, dieren en dingen met elkaar te kunnen vergelijken. 
Je hebt hierin vier onderdelen:
1. -er / -est
2. more en most
3. Onregelmatige vormen
4. (not) as ... as

Slide 4 - Diapositive

-er/-est
Bij één lettergreep
Bij twee lettergrepen die eindigen in een medeklinker +-y (easy)





Je voegt -er toe aan een woord om te zeggen dat iets <....groter....> is dan iets anders. 
    (let hierbij op het woordje "than"). 


Je voegt -est toe aan een woord om te zeggen dat het het <....grootst....> is. 


Slide 5 - Diapositive

Let op de spellingsregels!
Eindigt op een -e?
--> dan alleen nog maar -r/-st erachter
          nice - nicer - nicest

Eindigt op een klinker + medeklinker?
--> verdubbel de medeklinker
          Big - bigger - biggest

Eindigt op -y? 
--> verandert in -ier/-iest
         Pretty - prettier - prettiest

Slide 6 - Diapositive

This question is ........ (easy) than the other one.

Slide 7 - Question ouverte

He is the ....... (tall) boy in class.

Slide 8 - Question ouverte

That's the...... (big) building in the neighbourhood.

Slide 9 - Question ouverte

Lange woorden
Bij woorden van twee of meer lettergrepen gebruik je:

more.....(than)
en
(the) most ....

This engine is more powerful than the last one

That is the most interesting film ever. 

Slide 10 - Diapositive

Your bike is ......(beautiful) than mine.

Slide 11 - Question ouverte

This is the........(interesting) film ever.

Slide 12 - Question ouverte

Onregelmatige vormen
Deze moet je leren zodat je ze uit je hoofd kent:

Good - better - best
bad - worse - worst
far-further-furthest
little-less-least

Slide 13 - Diapositive

If you thought this case was bad, it's about to get much ...

Slide 14 - Question ouverte

He had _____ mark in his class.

Slide 15 - Question ouverte

(not) as....as
Om twee dingen met elkaar te vergelijken.

Deze jas is net zo zacht als die van mij
This coat is as soft as yours

Maar hij is niet zo zacht als die van mij.
But it is not as soft as mine



Slide 16 - Diapositive

timer
1:00
Bijvoeglijk naamwoord met één lettergreep
Bijvoeglijk naamwoord met twee lettergrepen 
eindigend op -y, -er, -le,
-ow
Bijvoeglijke naamwoorden met twee of meer lettergrepen
Een manier van vergelijken.
Net zo....als...
-er/-est
-er/-est

more.../most...
(not) as....as

Slide 17 - Question de remorquage

Ricardo's big brother is ___ (tall) he is.

Slide 18 - Question ouverte


That girl is ______(smart) her sister.

Slide 19 - Question ouverte


My rabbit is the ____ (fast) rabbit in the world!

Slide 20 - Question ouverte

That tail is the ____ (beautiful).

Slide 21 - Question ouverte

Exercise

Groupwork 3-4 people: Make 5 original sentences with comparisons and take a picture of one of them .
10 minutes


timer
10:00

Slide 22 - Diapositive

Pictures of comparisons

Slide 23 - Question ouverte

Did you get it?
A
I know what comparisons are and how to use them.
B
I know how to use comparisons but still need some practice.
C
I think it is difficult and need some help.

Slide 24 - Quiz