PV in verleden tijd-herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Pv in de verleden tijd

Deze les gaan we de stof van de vorige les herhalen:

DE PV IN DE VERLEDEN TIJD CORRECT SPELLEN.

We gaan eerst nog een beetje oefenen samen.

En dan gaan jullie zelf aan de slag! 

Een PV is altijd een...

Er zijn 3 manieren om de pv te vinden.
Hoe vind je die ook alweer?

1) Als je de zin vragend maakt, komt de pv op de eerste plaats.

Ik zit op het Emma.

Zit ik op het Emma?

2) Als je de zin van enkelvoud naar meervoud verandert of andersom, verandert de pv.

Ik zit op het Emma.

Wij zitten op het Emma.

3) Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm.

Tegenwoordige tijd: Ik schrijf een brief.

Verleden tijd: Ik schreef een brief.

Luister eens goed naar het verschil tussen beide zinnen.

Verandert de klank van de pv in de verleden tijd?

1. JA
2. NEE

En bij deze zin?

Tegenwoordige tijd: Wij timmeren een hokje.

Verleden tijd: Wij timmerden een hokje.

Luister eens goed naar het verschil tussen beide zinnen. 

Verandert de klank van de pv in de verleden tijd?

1. NEE
2. JA

En bij deze zin?

Tegenwoordige tijd: Jullie koken graag.

Verleden tijd: Jullie kookten graag.

Luister eens goed naar het verschil tussen beide zinnen.

Verandert de klank van de pv in de verleden tijd?

1. NEE
2. JA

Er zijn werkwoorden die in de verleden tijd veranderen van klank. Dat zijn de sterke werkwoorden. Hier wat voorbeelden:

SLAPEN	ik slaap	jij slaapt	hij/zij slaapt	wij slapen	zij slapen	jullie slapen
SLIEPEN	ik sliep	jij sliep	hij/zij sliep	wij sliepen	zij sliepen	jullie sliepen
WETEN	ik weet	jij weet	hij/zij weet	wij weten	zij weten	jullie weten
WISTEN	ik wist	jij wist	hij/zij wist	wij wisten	zij wisten	jullie wisten
VINDEN	ik vind	jij vindt	hij/zij vindt	wij vinden	zij vinden	jullie vinden
VONDEN	ik vond	jij vond	hij/zij vond	wij vonden	zij vonden	jullie vonden

Als de klank niet verandert,

heb je te maken met een zwak werkwoord waar je in de verleden tijd 

te(n) of de(n) achterzet. 

Als je goed luistert, kun je het horen!

Voorbeeld met - te (n)

Ik kook. = pv in de tt + alleen de stam

Ik kookte. = pv in de vt  + TE

Wij koken. = pv in de tt + EN

Wij kookten. = pv in de vt + TEN

Voorbeeld met - de (n)

Ik brand mijn vinger. = pv in de tt  alleen de stam

Ik brandde mijn vinger. = pv in de vt   +  DE

Wij branden onze vingers. = pv in de tt + EN

Wij brandden onze vingers. = pv in de vt + DEN

Ik (schrijven) de mail.

1. schrijfde
2. schreef

Bas (koken) het eitje.

1. kookte
2. kookde

Shelley (lopen) naar school.

1. liep
2. loopte

Ik (eten) het ei.

1. eette
2. at

Zoek de PV in de zin en maak de puzzel!

Zie je het antwoord?

Werken aan de opdrachten 

• Je gaat de overige tijd werken aan de opdrachten.
  
• Je gaat dit zelfstandig doen zonder te kletsen.
• Als je vragen hebt, steek je je vinger op, dan kom ik naar je toe.

Let's gggooooo!

Aanstaande donderdag 30 mei TOETS.

Wat je moet weten/kennen/kunnen:

werkwoord

persoonsvorm

werkwoordelijk gezegde

wie/wat/waar/wanneer

onderwerp

SUCCES MET LEREN!