Kennisexamen Communicatie 2

Kennisexamen Communicatie
Test je kennis met deze meerkeuze-quiz! Veel succes!
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
CommunicatieMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Kennisexamen Communicatie
Test je kennis met deze meerkeuze-quiz! Veel succes!

Slide 1 - Diapositive

Wat houdt het explicatieconcept in?
A
hierbij geef je aan welk voordeel het product heeft voor de consument
B
hierbij leg je een verband tussen het merk en iets anders, zoals een actualiteit
C
hierbij geef je uitleg over een bepaalde producteigenschap
D
hierbij vergelijk je een product met een ander product

Slide 2 - Quiz

Wat houdt het effectconcept in?
A
hierbij geef je aan welk voordeel het product heeft voor de consument
B
hierbij leg je een verband tussen het merk en iets anders, zoals een actualiteit
C
hierbij geef je uitleg over een bepaalde producteigenschap
D
hierbij vergelijk je een product met een ander product

Slide 3 - Quiz

Bij ... zorg je dat je in gesprek raakt met je doelgroep en je wilt hen overtuigen van jouw mening. Een goed voorbeeld van ... is lobbyen.
Welk begrip uit het communicatiekruispunt hoort op de puntjes?
A
Informeren
B
Overreden
C
Dialogiseren
D
Formeren

Slide 4 - Quiz

Er wordt een boodschap gecommuniceerd waarmee de doelgroep beïnvloed moet worden. Meestal gebeurt dit aan de hand van massacommunicatie.

Welk begrip uit het communicatiekruispunt hoort hierbij?
A
Informeren
B
Overreden
C
Dialogiseren
D
Formeren

Slide 5 - Quiz

Hetzelfde bericht wordt via meerdere media verspreid.
Van welke vorm van communicatie is hier sprake?
A
Monomediale communicatie
B
Multimediale communicatie
C
Crossmediale communicatie
D
Transmediale communicatie

Slide 6 - Quiz

Gaat uit van de gedachte dat een verhaal een merk versterkt en vervolgens verspreid wordt over verschillende media (story-telling).
Van welke vorm van communicatie is hier sprake?
A
Monomediale communicatie
B
Multimediale communicatie
C
Crossmediale communicatie
D
Transmediale communicatie

Slide 7 - Quiz

Wat zijn publieksgroepen?
A
groepen mensen die tot de primaire doelgroep van de organisatie behoren
B
groepen mensen die tot de secundaire doelgroep van de organisatie behoren
C
groepen mensen die in een onderling vergelijkbare relatie tot de organisatie staan en waarvan de organisatie in bepaalde mate afhankelijk is
D
groepen mensen die tot het publiek gerekend worden bij de release van een nieuw product of nieuwe dienst

Slide 8 - Quiz

Wat is geen interne doelgroep?
A
klant
B
directielid
C
partner van medewerker
D
medewerker

Slide 9 - Quiz

Wat is geen externe doelgroep?
A
klant
B
leverancier
C
afdelingshoofd
D
financierder

Slide 10 - Quiz

Wat wordt bedoeld met een 'intermediaire doelgroep'?
A
een doelgroep die media gebruikt om op de hoogte te blijven van een merk
B
een doelgroep die een boodschap over moet brengen
C
een doelgroep die bemiddelt tussen andere doelgroepen
D
een doelgroep die via internet actief ambassadeurschap toont

Slide 11 - Quiz

Wat wordt bedoeld met word-of-mouth-marketing?
A
marketing waarbij de klant iets beloofd wordt, zodat hij tot kopen overgaat
B
marketing waarbij de klant in de watten gelegd wordt
C
klant wordt gevraagd om tegen betaling een merk te promoten
D
marketing waarbij getracht wordt de klant reclame te laten maken voor een merk

Slide 12 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van customer media
A
app
B
relatiemagazine
C
spaarboekje
D
korting

Slide 13 - Quiz

Communicatie tussen verschillende afdelingen en medewerkers van ongelijk niveau.
A
verticale communicatie
B
horizontale communicatie
C
diagonale communicatie
D
parallelle communicatie

Slide 14 - Quiz

Communicatie tussen medewerkers met eenzelfde positie in de organisatie.
A
verticale communicatie
B
horizontale communicatie
C
diagonale communicatie
D
parallelle communicatie

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'branding'?
A
het consistent en continu uitdragen van de gewenste merkidentiteit met als doel de naamsbekendheid verhogen.
B
het consistent en continu uitdragen van de gewenste merkidentiteit met als doel de omzet verhogen.
C
het consistent en continu uitdragen van de gewenste merkidentiteit met als doel word-of-mouth te creëren.
D
het consistent en continu uitdragen van de gewenste merkidentiteit met als doel de advertentiekosten verlagen.

Slide 16 - Quiz

Matrixborden die een tevreden smiley tonen wanneer weggebruikers zich aan de maximumsnelheid houden zijn een voorbeeld van:
A
word-of-mouth-marketing
B
gamification
C
eventmarketing
D
brand-activation

Slide 17 - Quiz

Waarop richt beleidsinformatie in een bedrijf zich?
A
Het gemotiveerd houden van medewerkers
B
Het uitvoeren van taken op het juiste moment door de juiste persoon
C
Het verstrekken van info over procedures, regelingen en arbeidsvoorwaarden
D
Het verstrekken van info over de gang van zaken in de organisatie

Slide 18 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van een intern communicatiemiddel?
A
internet
B
nieuwsbrief
C
intranet
D
werkoverleg

Slide 19 - Quiz

Deze manier van adverteren gaat in op het bereiken van een selecte doelgroep via onder meer direct mailings en e-mailings. Het doel: op korte termijn de omzet verhogen.
A
above-the-line
B
between-the-line
C
below-the-line
D
beyond-the-line

Slide 20 - Quiz

Wat is het doel van webcare?
A
Het zorgen voor een passende reactie op reacties en klachten van klanten op internet.
B
Het zorgen voor tevreden klanten op het internet.
C
Het inleven in de klant op internet en hem geven wat hij eist.
D
Het zoeken naar reacties en klachten van klanten op internet en daar z.s.m. op reageren.

Slide 21 - Quiz

Bij welke stijl van leidinggeven past de manager zijn manier van leidinggeven aan aan de huidige gebeurtenis?
A
Autoritaire stijl
B
Participatieve stijl
C
Situationele stijl
D
Management-by-objectives

Slide 22 - Quiz

Bij welke vorm van communicatie is de mate van beïnvloeding het grootst?
A
Propaganda
B
Reclame
C
Public relations
D
Voorlichting

Slide 23 - Quiz

Welk criterium kun je niet gebruiken om je doelgroep te segmenteren?
A
inkomen
B
seksuele geaardheid
C
gezinsgrootte
D
geslacht

Slide 24 - Quiz

Het verzamelen en beheren van klantgegevens, met als doel een gerichte service en marketing, wordt ook wel ... genoemd.
A
klantcontact
B
gegevensbeheer
C
klantvolgsysteem
D
relatiebeheer

Slide 25 - Quiz

Welke 2 vormen van communicatie vallen onder externe communicatie?
A
marketingcommunicatie en advertentiecommunicatie
B
marketingcommunicatie en klantcommunicatie
C
corporate communicatie en marketingcommunicatie
D
corporate communicatie en interne communicatie

Slide 26 - Quiz

Hoe noemen we de reactie van de ontvanger op de boodschap van de zender?
A
boodschap
B
terugkoppeling
C
feedback
D
informatie

Slide 27 - Quiz

Wanneer is er sprake van vocale communicatie?
A
als er gezongen wordt
B
als er hard gepraat wordt
C
als er iemand reageert
D
als de stem wordt gebruikt

Slide 28 - Quiz

Bij welke massacommunicatie-theorie geven media informatie aan opinieleiders, die de info weer doorspelen naar vrienden en bekenden?
A
De mycelium-theorie
B
De two-step-flow-theorie
C
De uses-and-gratifications-theorie
D
De agendasetting-theorie

Slide 29 - Quiz

Waaruit bestaat de kern (persoonlijkheid) van de Corporate Identity Mix?
A
Kernwaarden
B
Symboliek
C
Gedrag
D
Communicatie

Slide 30 - Quiz

Wat omschrijft interpersoonlijke communicatie het beste?
A
informeel spreken
B
persoonlijke toon in een gesprek
C
een gezellig gesprek
D
directe interactie tussen mensen

Slide 31 - Quiz