Signaalwoorden en voorbereiden SE1 vmbo4

Signaalwoorden
Welkom!
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Signaalwoorden
Welkom!

Slide 1 - Diapositive

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van de les:

- kan je vertellen wat een signaalwoord is;
-  kan je minimaal 3 voorbeelden geven van signaalwoorden;
- heb je geoefend met spelling (SE1).

Slide 3 - Diapositive

........ je gebruik wil maken van de app, moet je wel ....... een camera in de auto installeren. ................ wordt deze gekoppeld aan een platform dat videobeelden uitleest. De beelden worden dan herkend door een systeem dat is getraind om onderscheid te maken tussen een normale auto ..... een scanauto.
Gebruikers krijgen bij het zien van een scanauto een seintje via de app. Bestuurders hebben dan vijf minuten om dan alsnog te betalen ..... de auto weg te halen. Gebruikers betalen per bespaarde boete, ..... 1,50 per ontvangen waarschuwingsbericht.
De app is volgens de makers en enkele juridische verkeersexperts legaal. De gemeente Leiden laat weten; 'We begrijpen dat de app nog in de testfase zit, en blijven de ontwikkelingen van de app met belangstelling volgen.'

Slide 4 - Diapositive

Daarom...
Signaalwoorden zorgen ervoor dat er een verband ontstaat tussen woorden, zinnen en alinea's. Kijk maar:
Ik ben thuis, want ik ben ziek.
Ik ben thuis en ik ben ziek.
Een ander signaalwoord zorgt voor een andere betekenis!
Handig om te weten voor de toets als je een vraag hierover krijgt. Handig om te gebruiken als je zelf een tekst schrijft.
Signaalwoorden zorgen ervoor dat er een verband ontstaat tussen woorden, zinnen en alinea's. Kijk maar: 
Ik ben thuis, want ik ben ziek.
Ik ben thuis en ik ben ziek.
Een ander signaalwoord zorgt voor een andere betekenis!

Handig om te weten voor de leestoets en luistertoets. Handig om te gebruiken als je zelf een tekst schrijft.
Daarom...

Slide 6 - Diapositive

Aan de slag!
Voorbeelden van signaalwoorden en hun verbanden:
Heb je ontvangen
Maken: les 25 (blz. 54-55)-> 1 t/m 10+12
Klaar? Oefenen voor SE1->
werkwoordspelling - hoofdletters - interpunctie (bladen)


timer
30:00

Slide 7 - Diapositive

                                                                    antwoorden les 25

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Doelen behaald?

- kan je vertellen wat een signaalwoord is;
-  kan je minimaal 3 voorbeelden geven van signaalwoorden;
- heb je geoefend met spelling (SE1).

Slide 10 - Diapositive

Tekstverband: VERGELIJKING
A
net als
B
kortom
C
als
D
waarmee

Slide 11 - Quiz

Tekstverband: UITLEG OF TOELICHTING
A
zoals
B
samenvattend
C
met andere woorden
D
tenzij

Slide 12 - Quiz

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 13 - Quiz

Tekstverband: MIDDEL-DOEL
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 14 - Quiz

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 15 - Quiz

Tekstverband: UITSPRAAK-VOORBEELD
A
samenvattend
B
echter
C
ter toelichting
D
zo

Slide 16 - Quiz

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 17 - Quiz

Tekstverband: OPSOMMING
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 18 - Quiz

Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 19 - Quiz

Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 20 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 21 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 22 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
minister-president
B
Minister-President

Slide 23 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Volkskrant
B
volkskrant

Slide 24 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Januari
B
januari

Slide 25 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci

Slide 26 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
titanic
B
Titanic

Slide 27 - Quiz

Kommagebruik
Herman Finkers - Spreukjesbos

Slide 28 - Diapositive

Kommagebruik
Hans zei Grietje zal ik met dit mooie weer mijn korte rokje aantrekken?

Conclusie: staat de komma verkeerd, dan...


Slide 29 - Diapositive

Meervoud: -en
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en. 
  • Lamp -> lampen 
  • Mes -> messen
  • Schaar - scharen
  • Brief - brieven
  • Huis - huizen

Slide 30 - Diapositive

Meervoud: -ën
Zelfstandig naamwoord dat eindigt op -ee of -ie
  • Zee -> zeeën
  • Knie-> knieën

Slide 31 - Diapositive

Meervoud: 's'
Plak de 's' eraan vast als dat kan voor de uitspraak:
- bureaus, repetities
Krijg je een uitspraakprobleem? Dan 's':
- ski's, foto's

Meervoud van afkorting? Ook 's: BMW's
Eindigt het woord op een y? Ook 's: baby's
 

Slide 32 - Diapositive

Meervoud: -ën / - "n
Ligt de klemtoon op het laatste stuk? 
Ja-> meervoud op -ën
allergieën
Nee-> meervoud -"n
koloniën

Slide 33 - Diapositive

INLEIDING
LEIDEN - Automobilisten die geen zin hebben om parkeergeld te betalen kunnen binnenkort met een app de scanauto's van de gemeente Leiden omzeilen. Dat zeggen de makers van de app 'Parkeerwekker'.

Slide 34 - Diapositive

SLOT
De app is volgens de makers en enkele juridische verkeersexperts legaal. De gemeente Leiden laat weten; 'We begrijpen dat de app nog in de testfase zit, en blijven de ontwikkelingen van de app met belangstelling volgen.'

Slide 35 - Diapositive

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 36 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Het gebeurt vaak dat ze valt.
B
Het gebeurd vaak dat ze valt.

Slide 37 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd
B
Hij heeft de boel belazert

Slide 38 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Houdt jij ook zo van werkwoordspelling?
B
Houd jij ook zo van werkwoordspelling?

Slide 39 - Quiz

werkwoordspelling (tt)
Hij (besteden) veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteed
B
besteedt
C
besteden

Slide 40 - Quiz

werkwoordspelling

A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 41 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
C
Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
D
Gisteren zijn we naar Waspik verhuist.

Slide 42 - Quiz

Lesafsluiting
Ga naar de volgende site en vul het exit ticket in.

Tot volgende week!


Slide 43 - Diapositive