Spelling - Verkleinwoorden en tussenklank in samenstellingen

Spelling - Verkleinwoorden en tussenklank              in samenstellingen
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Spelling - Verkleinwoorden en tussenklank              in samenstellingen

Slide 1 - Diapositive

Vandaag 
1. Nakijken hoofdletters en leestekens en meervoudsvorming;
2. Herhaling + moeilijke woorden;
3. Uitleg verkleinwoorden en tussenklank in samenstellingen;
4. Kort stuk herhaling verhaalanalyse;
5. Aan de slag 

Slide 2 - Diapositive

Wat is de juiste spelwijze?
A
abonees
B
abbonees
C
abbonnees
D
abonnees

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste spelwijze?
A
acomodatie
B
accommodatie
C
acommodatie
D
accomodatie

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste spelwijze?
A
burgemeester
B
burgermeester

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste spelwijze?
A
adolesent
B
adolecsent
C
adolescent
D
adolecent

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste spelwijze?
A
apparaat
B
apperaat
C
aperaat
D
aparaat

Slide 7 - Quiz


Wat is het meervoud van cd?

Slide 8 - Question ouverte


Wat is het meervoud van kiwi?

Slide 9 - Question ouverte


Wat is het meervoud van bacterie?

Slide 10 - Question ouverte

Paragraaf 6 Verkleinwoorden
Van veel zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken. Dat doe je in de volgende gevallen:
- Om aan te geven dat iets klein is (autootje in plaats van kleine auto)
- Om aan te geven dat iets/iemand lief is: Wat een schatje!
- Als eufemisme (om iets minder erg/vervelend te laten klinken): Hij begint toch wel een buikje te krijgen.
- Uit bescheidenheid, als understatement: Dat huis heeft me wel een paar centjes gekost.
- Als je iets op een denigrerende manier aangeeft (je doet alsof het weinig voorstelt): Die probleempjes van jou lossen we wel even op. 

Slide 11 - Diapositive

Regels om op de juiste manier te verkleinen 
1. Basisregel: je plaatst -je, -kje, -pje, -tje of -etje achter het zelfstandig naamwoord: kraampje, deurtje.
Let op: woorden die eindigen op -ng (koning). Bij deze woorden verandert de -g in een -k (koninkje).
2. Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang.
Blad --> blaadje, lot --> lootje

Slide 12 - Diapositive

Regels om op de juiste manier te verkleinen 
3. Bij woorden die eindigen op een klinker is er meestal sprake van een klinkerverdubbeling: lama - lamaatje, auto - autootje.
Maar let op: woorden die eindigen op een "i" krijgen geen verdubbeling van de "i", maar een + "e": bikini - bikinietje.
Let op 2: woorden die eindigen op een "y" krijgen geen verdubbeling van de "y", maar een apostrof: baby - baby'tje.
4. Afkortingen krijgen ook een apostrof: dvd'tje

Slide 13 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van "kano"?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 14 - Quiz


Wat is het verkleinwoord van "lolly"?
A
lollytje
B
lollietje
C
lollyetje
D
lolly'tje

Slide 15 - Quiz

Noteer de juiste verkleinwoorden van de volgende woorden: ketting, cd, ski, tutu

Slide 16 - Question ouverte

Paragraaf 7 Tussenklank in samenstellingen
Sommige woorden mag je "gewoon" aan elkaar plakken om een nieuw woord te vormen. Dat noemen we een samenstelling.

Bijvoorbeeld: hand + tas = handtas.
Je hoeft verder niets te doen. 

Slide 17 - Diapositive

Tussen-s
1. Basisregel: Je schrijft de tussen-s wanneer je hem hoort: 
stad + wacht = stadswacht.
2. Dit is lastig wanneer het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint. Vervang dit tweede deel dan door een woord dat niet met een s-klank begint. 
Zo is het personeelschef, omdat het ook personeelsbeleid is. 
3. Soms zijn twee manieren goed: tijd(s)verschil

Slide 18 - Diapositive

Tussen-e of tussen-en
Hier zijn veel regels voor..
Het makkelijkste leer je dit aan de hand van het schema op de volgende sheet. 

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Tussenklank in samenstellingen
A
gedachtesprong
B
gedachtensprong
C
gedachtessprong

Slide 21 - Quiz

Tussenklank in samenstellingen
A
gedachtespinsel
B
gedachtenspinsel

Slide 22 - Quiz

Tussenklank in samenstellingen
A
nieuwssite
B
nieuwsite

Slide 23 - Quiz

Tussenklank in samenstellingen
A
rijstebrij
B
rijstenbrij

Slide 24 - Quiz

Huiswerk voor 5 december
1. Maken van paragraaf 6: opdracht 1, 2, 3, 4 en 5.
2. Maken van paragraaf 7: opdracht 1, 2, 5, 6 en 7.
3. Leren van de moeilijke woorden tot en met faillissement 

Slide 25 - Diapositive