Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Spelling 2F
Meervoud zelfstandig naamwoord
Verkleinwoorden
Samenstellingen
Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?
Slide 1 - Diapositive
Enkelvoud - meervoud
De meeste zelfstandig naamwoorden kun je in enkelvoud
én meervoud zetten. Bij het enkelvoud is er één van iets,
bij het meervoud is er méér van iets.
Let op!
Er zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld melk of rijst.
Slide 2 - Diapositive
Hoe kun je meervoud maken?
-s achter het woord
's achter het woord
-en achter het woord (evt. extra letter)
ën achter het woord
bijzondere gevallen
Slide 3 - Diapositive
Meervoud met s of 's?
Meervoud met -s wanneer je dit hoort
Wanneer komt de apostrof (') dan voor de -s?
Als je het woord daardoor verkeerd uitspreekt bij woorden die eindigen op een lange klank a, i, o, u --> duo's
Bij woorden die eindigen op een -y --> baby's
Bij afkortingen altijd --> cd's
Slide 4 - Diapositive
Woorden met -ie als uitgang
Uitgang -ie
In onze taal kennen we veel zelfstandig naamwoorden die eindigen met -ie in enkelvoud. In het meervoud zijn er dan 2 verschillende opties:
Een trema op de 'e' die er al staat + n ----> olie = oliën
Het woord + extra ë + n ----> therapie = therapieën
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Meervoud trema
Wanneer wél een extra -e
Eindigt het woord in enkelvoud op dubbel -ee? Dan altijd een extra ë. De trema komt altijd op de laatste -e (zeeën)
Eindigt het woord op -ie? En valt de klemtoon op de laatste lettergroep? Ook dan komt er een extra -e. Ook hierbij komt de trema op de laatste -e (fantasieën - melodieën)
Slide 7 - Diapositive
Meervoud met trema
Geen extra -e
Eindigt het woord op -ie, maar valt de klemtoon NIET op de laatste lettergreep? ---> dan komt er géén extra -e. De trema komt op de -e die er al staat +n.
bacteriën / poriën
Slide 8 - Diapositive
Meervoud bijzondere gevallen
2 meervoudsvormen
- datum --> datums of data
- groente --> groenten of groentes
Bijzondere meervoud
- politicus --> politici
- museum --> musea
Zelfstandig naamwoorden zonder meervoud
- Melk
- Rijst
Slide 9 - Diapositive
Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -ie, komt er in het meervoud altijd een trema
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Welk meervoud van een zelfstandig naamwoord op een -ie is verkeerd geschreven?
A
Democratieën
B
Categorieën
C
Kolonieën
D
Knieën
Slide 11 - Quiz
Welke bewering is juist? A - Als je een woord met de –s eraan verkeerd uitspreekt, gebruik je ‘s. B - Meervoud van woorden eindigend op -y maak je met -en. C - Woorden die eindigen op -ie krijgen altijd -s.
A
A
B
B
C
C
D
Geen van allen
Slide 12 - Quiz
Welke meervoudsregel hoort erbij?
asperge
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
geen meervoud
Slide 13 - Quiz
Welke meervoudsregel hoort erbij?
alinea
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
Geen meervoud
Slide 14 - Quiz
Meervoud van BMW
A
BMW-s
B
BMW's
C
BMWs
Slide 15 - Quiz
Woorden zonder MEERVOUD
Er zijn woorden die geen meervoud kennen.
politie
rijst
tarwe
zand
warmte
Slide 16 - Diapositive
Spelling 2F
Meervoud zelfstandig naamwoord
Verkleinwoorden
Samenstellingen
Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?
Slide 17 - Diapositive
Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) dat verkleind wordt!
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden eindigen op:
-etje, -tje, -nkje, -pje, -je
Slide 20 - Diapositive
Verkleinwoord > het
Vóór een verkleinwoord gebruik je altijd het lidwoord het.
De man > het mannetje
Het kind > het kindje
De groep > het groepje
Slide 21 - Diapositive
Verkleinwoorden
Verkleinwoorden
het huisje - de huisjes
het kaboutertje - de kaboutertjes
het duimpje - de duimpjes
Slide 22 - Diapositive
Woorden die eindigen op een open lettergreep (lange klank)
Extra klinker + -tje
autootje
parapluutje
taxietje
cafeetje
Let op: worden die eindigen op -i ---> -i wordt -ie
Slide 23 - Diapositive
Verkleinwoord met apostrof
Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof:
baby - baby'tje
Afkortingen die eindigen op een open lettergreep of een -r
A4 - A4’tje dvd(ee) - dvd’tje
Afkortingen die eindigen op een gesloten lettergreep
A5 – A5’je pdf – pdf’je
Slide 24 - Diapositive
Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden eindigen op:
-etje, -tje, -nkje, -pje, -je
Slide 25 - Diapositive
Verkleinwoord met apostrof
Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof:
baby - baby'tje
Afkortingen die eindigen op een open lettergreep of een -r
A4 - A4’tje dvd(ee) - dvd’tje
Afkortingen die eindigen op een gesloten lettergreep
A5 – A5’je pdf – pdf’je
Slide 26 - Diapositive
Verkleinwoord > het
Voor een verkleinwoord gebruik je altijd het.
De man > het mannetje
Het kind > het kindje
De groep > het groepje
Slide 27 - Diapositive
Verkleinwoorden
Verkleinwoorden
het huisje - de huisjes
het kaboutertje - de kaboutertjes
het duimpje - de duimpjes
Slide 28 - Diapositive
Woorden die eindigen op een open lettergreep (lange klank)
Extra klinker + -tje
autootje
parapluutje
taxietje
cafeetje
Let op: worden die eindigen op -i ---> -i wordt -ie
Als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is én alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters.
Bananendoos
Schoenenwinkel
Kippensoep
Slide 32 - Diapositive
Tussenletter -e-
Als het eerste woord een meervoud op -en heeft, maar óók een meervoud op -es heeft. (groentesoep)
Als het eerste deel een versterkende betekenis heeft (beresterk)
Als het eerste deel uniek is, er maar één van is (maneschijn)
Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is (goedemorgen)
Slide 33 - Diapositive
Tussenletter -s-
De tussenletter s schrijf je wanneer je deze hoort!
Als het tweede deel van de samenstelling begint met een s, hoor je niet of er een tussenklank -s moet staan. Vervang dan het tweede deel van de samenstelling door een woord dat met een andere letter begint. Dan hoor je of je een tussenklank -s moet schrijven.
station + straat = stationsstraat
station + weg = stationsweg
Slide 34 - Diapositive
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? bendeleden
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 35 - Quiz
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 36 - Quiz
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 37 - Quiz
Kies de samenstelling met de juiste tussenletter: voorjaar + storm
A
voorjaarsstorm
B
voorjaarstorm
Slide 38 - Quiz
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 39 - Quiz
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 40 - Quiz
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s