Nederlands H2 Grammatica

Hoofdstuk 2



Grammatica 

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2



Grammatica 

Slide 1 - Diapositive

Stappenplan zinsontleding
Een stappenplan gebruik je om tot een goed eindresultaat te komen.
Vandaag gaan we het ook hebben over een stappenplan.
Een stappenplan om zinnen te ontleden.
We beginnen met grammatica zinsdelen H2.

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van deze les kan je:
  •  met behulp van een stappenplan zinsdelen benoemen
  • je weet in welke volgorde een zin ontleed moet worden
  • hoe de verschillende delen heten.

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm (PV)

De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.

Je vindt de PV door:

  • de zin vragend te maken; het eerste werkwoord is dan de PV
  • de zin in een andere tijd zetten; het woord dat veranderd is de PV
  • de hoeveelheid veranderen; het woord dat meeverandert is de PV

Slide 4 - Diapositive

Onderwerp (Ond)

Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet in de zin.


Ond=wie/wat + PV + overige werkwoorden ?

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Werkwoordelijk Gezegde (WWG)
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
Dus OOK de persoonsvorm!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Lijdend Voorwerp (LV)


LV=wie/wat + Ond + WWG ?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Wat is nu dus het stappenplan om zinsdelen te benoemen?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Welke werkwoordsvorm staat altijd in de zin?
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 13 - Quiz

Heb je gisteren de auto van je vader gewassen?
gewassen =.......
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Ga je vanavond nog aan je scooter sleutelen?
sleutelen = ...
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 15 - Quiz

Oefenen!


  • Schrijf de werkwoorden uit de volgende zinnen op.
  • Schrijf de juiste werkwoordsvorm erachter (hele werkwoord, persoonsvorm of voltooid deelwoord)

Slide 16 - Diapositive

1. Ga je met een klasgenoot samenwerken?

Slide 17 - Question ouverte

2. Heeft Marco na afloop van het rollenspel het formulier ingevuld?

Slide 18 - Question ouverte

3. Wil Kevin met mij ruilen?

Slide 19 - Question ouverte

4. Naima solliciteerde naar een bijbaantje als serveerster.

Slide 20 - Question ouverte

5. Hebben jullie over je stagebedrijf veel informatie gevonden?

Slide 21 - Question ouverte

6. De scheidsrechter heeft in het voordeel van ons team de wedstrijd beslist.

Slide 22 - Question ouverte

En nu...
Benoem van de volgende zinnen:
  • het werkwoordelijk gezegde
  • het onderwerp
  • het lijdend voorwerp
Als het lijdend voorwerp niet in een zin voorkomt, zet je een -.

Slide 23 - Diapositive

1. Ga je met een klasgenoot samenwerken?

Slide 24 - Question ouverte

2. Heeft Marco na afloop van het rollenspel het formulier ingevuld?

Slide 25 - Question ouverte

3. Wil Kevin met mij ruilen?

Slide 26 - Question ouverte

4. Naima solliciteerde naar een bijbaantje als serveerster.

Slide 27 - Question ouverte

5. Hebben jullie over je stagebedrijf veel informatie gevonden?

Slide 28 - Question ouverte

6. De scheidsrechter heeft in het voordeel van ons team de wedstrijd beslist.

Slide 29 - Question ouverte

Wat heb je nu geleerd?

Het stappenplan om zinnen te ontleden.
Eerst zoek je de persoonsvorm
Dan doe je de zinsdeelproef
Vervolgens zoek je het onderwerp
Daarna benoem je het werkwoordelijk gezegde
Hierna zoek je het lijdend voorwerp

Wat overblijft noemen we ander zinsdeel


Toch nog niet duidelijk? Bekijk nogmaals de instructiefilmpjes of vraag je docent om uitleg.

Slide 30 - Diapositive