Nederlands Basis grammatica H1 paragraaf 1.3 / 1.6

Hoofdstuk 1 paragraaf 1.3 en 1.6



Grammatica werkwoordsvormen en zinsdelen

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1 paragraaf 1.3 en 1.6



Grammatica werkwoordsvormen en zinsdelen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Herhaling vorig jaar:
  • Werkwoordsvormen: Persoonsvorm, hele werkwoord en voltooid deelwoord.
  • Zinsdelen: werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp.

Slide 2 - Diapositive

3 Werkwoordsvormen
persoonsvorm
hele werkwoord
voltooid deelwoord

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
 
2. De tijd in de zin veranderen

3. Het aantal in de zin veranderen

Ik loop naar school. 

Loop ik naar school?

Ik liep naar school.

Wij liepen naar school. 




Slide 4 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd kerstkaarten?
A
jullie
B
kerstkaarten
C
Sturen

Slide 6 - Quiz

Heel werkwoord
Het hele werkwoord noemen we ook wel de infinitief

De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud en eindigen meestal op een -n

Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, slapen, eten

Slide 7 - Diapositive

Wat is in de onderstaande zin het hele werkwoord?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
het publiek
D
de huldiging

Slide 8 - Quiz

Wat is het hele werkwoord in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
de temperatuur
C
stijgen
D
de komende jaren

Slide 9 - Quiz

Het voltooid deelwoord

instructiefilmpje

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 12 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 13 - Quiz

Persoonsvorm (PV)

De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.

Je vindt de PV door:

  • de zin vragend te maken; het eerste werkwoord is dan de PV
  • de zin in een andere tijd zetten; het woord dat veranderd is de PV
  • de hoeveelheid veranderen; het woord dat meeverandert is de PV

Slide 14 - Diapositive

Onderwerp (Ond)

Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet in de zin.


Ond=wie/wat + PV + overige werkwoorden ?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Werkwoordelijk Gezegde (WWG)
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
Dus OOK de persoonsvorm!

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Lijdend Voorwerp (LV)


LV=wie/wat + Ond + WWG ?

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Wat is nu dus het stappenplan om zinsdelen te benoemen?

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Welke werkwoordsvorm staat altijd in de zin?
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 23 - Quiz

Heb je gisteren de auto van je vader gewassen?
gewassen =.......
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 24 - Quiz

Ga je vanavond nog aan je scooter sleutelen?
sleutelen = ...
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 25 - Quiz

Wat heb je nu geleerd?

Het stappenplan om zinnen te ontleden.
Eerst zoek je de persoonsvorm
Dan doe je de zinsdeelproef
Vervolgens zoek je het onderwerp
Daarna benoem je het werkwoordelijk gezegde
Hierna zoek je het lijdend voorwerp

Wat overblijft noemen we ander zinsdeel


Toch nog niet duidelijk? Bekijk nogmaals de instructiefilmpjes of vraag je docent om uitleg.

Slide 26 - Diapositive