Spieren en Beweging

Kennis-check:
Het Zenuwstelsel


  • Bouw van het zenuwstelsel
  • Functie van verschillende delen van het zenuwstelsel
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Kennis-check:
Het Zenuwstelsel


  • Bouw van het zenuwstelsel
  • Functie van verschillende delen van het zenuwstelsel

Slide 1 - Diapositive

Welke zenuwcel is de sensorische zenuwcel (gevoelszenuwcel)?
A
Type 1
B
Type 2
C
Type 3

Slide 2 - Quiz

Vijf delen van de reflexboog van de kuitspierreflex zijn:
1. een bewegingszenuwcel
2. een schakelcel
3. een gevoelszenuwcel
4. een spier
5. een spierzintuig

In welke volgorde zijn deze delen bij het optreden van de kuitspierreflex betrokken?

A
4 - 1 - 2 - 3 - 5
B
5 - 1 - 3 - 2 - 4
C
5 - 3 - 2 - 1 - 4
D
3 - 2 - 1 - 5 - 4

Slide 3 - Quiz

Van welke typen zenuwcellen bevinden zich uitlopers in deel 5?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
bewegingszenuwcellen en gevoelszenuwcellen

Slide 4 - Quiz

Is een zenuw hetzelfde als een zenuwcel? Leg uit waarom wel/niet.

Slide 5 - Question ouverte

In je ruggenmerg zit grijze stof. Uit welke cellen bestaat die grijze stof?
A
Uitlopers van gevoelszenuwcellen
B
Uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingscellen
C
Cellichamen van bewegingscellen en schakelcellen
D
Cellichamen van gevoelszenuwcellen

Slide 6 - Quiz

De myelineschede bij een neuron wordt gevormd door cellen van Schwann. Over de functie van deze cellen worden twee beweringen gedaan.
1. Door de aanwezigheid van cellen van Schwann verplaatsen de impulsen zich sneller over de zenuwceluitloper dan zonder aanwezigheid van deze cellen.
2. Via cellen van Schwann kunnen impulsen worden overgedragen op andere zenuwcellen.
A
Bewering 1
B
Bewering 2
C
Geen van de beweringen
D
Bewering 1 en 2

Slide 7 - Quiz

Wat doen de kleine hersenen?
A
Zorgen ervoor dat je spieren werken en je in evenwicht blijft
B
Zorgen ervoor dat je dingen in je omgeving waarneemt, zoals licht
C
Sturen bliksemsnelle reacties naar je lijf (reflex)
D
Verdelen de impulsen die binnenkomen vanuit je romp en ledematen naar de rest van je hersenen

Slide 8 - Quiz

Parasympatisch
Orthoympatisch
Bevordert de assimilatie
Stimuleert de nierwerking
Verhoogt de hartslagfrequentie
Bevordert de dissimilatie
Verlaagt de ademfrequentie
Stimuleert het gladde spierweefsel in de darmen
Remt speekselklieren

Slide 9 - Question de remorquage

Slide 10 - Diapositive

Spieren en beweging

Slide 11 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.
  • Je kunt de effecten van training en dopinggebruik uitleggen.

Slide 12 - Diapositive

Drie type spierweefsel bij de mens

Glad spierweefsel
Dwarsgestreept spierweefsel
Hartspierweefsel

Slide 13 - Diapositive

Dwarsgestreept spierweefsel
Glad spierweefsel

Slide 14 - Diapositive

Glad spierweefsel
Onwillekeurig: je kan deze spieren zelf niet aansturen.

Zitten veel in organen bijvoorbeeld darmen, blaas, baarmoeder, maag, bloedvaten.

Worden aangestuurd door het autonome zenuwstelsel

Slide 15 - Diapositive

Dwarsgestreept spierweefsel
-Met elkaar vergroeide cellen (=spiervezels); meerdere celkernen


-Te herkennen aan horizontale strepen: gerangschikte eiwitten die voor samentrekking zorgen.

-Willekeurige spieren: Zelf aan te sturen via het animale zenuwstelsel.



Slide 16 - Diapositive

Maak vraag 43 op bladzijde 43 én vraag 44 op bladzijde 44

Slide 17 - Diapositive

Skeletspieren (zie BINAS 90C)

Slide 18 - Diapositive

Spier
Spierschede
Spiervezel
Pees
Spierbundel
Bewetgings-
zenuwcel

Slide 19 - Question de remorquage

Motorische eindplaatjes
Motorische eindplaatjes zitten
op de spiervezels.

Het zijn de uiteindes van van de vertakkingen
van de axon van een bewegingszenuwcel.

Meestal één eindplaatje per spiervezel.

Een bewegingszenuwcel vormt samen met de spiervezels die 
hij aanstuurt een motorische eenheid.

Slide 20 - Diapositive

Spierfibrillen
Spierfibrillen zijn opgebouwd uit 2 eiwitten:
  1. Myosine (donkere band)
  2. Actine (lichte band)

Deze eiwitten vormen filamenten (grote eiwitdraden)

Tussen spierfibrillen bevinden zich:
  • Glycogeenkorrels (opgeslagen glycogeen)
  • Mitochondriën (nodig voor verbranding)



Slide 21 - Diapositive

Myosine en actine schuiven bij samentrekking over elkaar heen
Spierfibril: actine en myosine bij elkaar in een spierfibril

Slide 22 - Diapositive

Maak vragen 45 t/m 47 op bladzijde 46

Slide 23 - Diapositive

Antagonisten 
Iedere spier heeft een antagonist.

Een spier kan namelijk zichzelf niet ontspannen: daar heeft hij zijn antagonist voor nodig!!

Slide 24 - Diapositive

Wat zijn de antagonisten van je buikspieren?

Slide 25 - Question ouverte

Krachttraining
Krachttraining zorgt voor meer spierfibrillen binnen een spiervezel (niet meer spiervezels dus!)

Hierdoor kan de spier krachtiger samentrekken en wordt deze dus groter.

Slide 26 - Diapositive

Warming up
• lichaam voorbereiden: warming up 
• warming up: spieren laten bewegen, er stroomt dan bloed door de spieren en je spieren worden warm 
• warme spier trekt makkelijk samen en raakt minder snel overbelast 
• warming up voorkomt blessures aan je gewrichten

Slide 27 - Diapositive

Cooling down

Door de cooling-down stroomt het bloed wat sneller door je spieren en kan zo meer afvalstoffen uit je spieren opnemen. De kans op spierpijn neemt hiermee af .

Slide 28 - Diapositive

Doping
Doping: Een middel dat de sportprestaties van een sporter verbeterd.

  • Verboden stoffen
- amfetamine
- anabole steroïden
  • Bloeddoping

Slide 29 - Diapositive

Welk van deze vormen van doping heeft het grootste effect op de prestatie van een marathonloper?
A
Anabole steroïden
B
Amfetamine
C
Bloeddoping
D
Geen van allen

Slide 30 - Quiz

Maak vragen 48 en 49

Slide 31 - Diapositive