Vragen en ontkenningen V.T. 2K

Vragen en ontkenningen
in de verleden tijd
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vragen en ontkenningen
in de verleden tijd

Slide 1 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Er zijn 2 manieren om vragen te maken in de verleden tijd.
Als er was of were in de zin staat moet je dat gebruiken.
Als er geen was of were in de zin staat dan moet je did gebruiken.

We gaan het eerst hebben over was / were.

Slide 2 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Vragen met was en were

Als je een zin hebt waarin was of were staat, dan zet je die vooraan in zin.
De rest van de zin blijft dan hetzelfde.

vb. He was at school on Monday.          They were at a party.
       Was he at school on Monday?         Were they at a party?

Slide 3 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de v.t.
We gaan hier even mee oefenen.

Slide 4 - Diapositive

Maak vragend:
John was at home.

Slide 5 - Question ouverte

Maak vragend:
Sarah and July were eating chips.

Slide 6 - Question ouverte

Maak vragend:
Dave was playing guitar.

Slide 7 - Question ouverte

Maak vragend:
Jack wasn't at school last Monday.

Slide 8 - Question ouverte

Maak vragend:
His parents weren't mad at him.

Slide 9 - Question ouverte

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als het goed is snap je nu hoe je vragen kunt maken met was en were.

Niet in alle zinnen staat was of were.

Als er geen was of were in de zin staat, 
dan moet je de zin beginnen met did.
De rest van de zin blijft dan bijna hetzelfde.
Het werkwoord veranderd nog naar de tegenwoordige tijd.

Slide 10 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Dus:
Als er geen was of were in de zin staat, 
dan moet je de zin beginnen met did.
Het werkwoord veranderd nog naar de tegenwoordige tijd.

Bob walked to the bus. --> In deze zin staat geen was / were, dus...
Did Bob walk to the bus?

Slide 11 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Bob walked to the bus.  --->>Did Bob walk to the bus?

Wat is het verschil tussen het werkwoord in beide zinnen?

Slide 12 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Bob walked to the bus.  --->>Did Bob walk to the bus.

Om een werkwoord te veranderen van verleden tijd naar tegenwoordige tijd
moet je de "ed" eraf halen!

Let op: Dit geldt niet voor werkwoorden die eindigen op een E,
zoals have, love, hate, like, enz.

Slide 13 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Ook hiermee gaan we even oefenen.

Dus: Did vooraan in de zin
van het werkwoord haal je ED af. Behalve bij:

Werkwoorden die eindigen op een E,
zoals have, love, hate, like, enz.

Slide 14 - Diapositive

Maak vragend:
John worked hard.

Slide 15 - Question ouverte

Maak vragend:
They walked very fast.

Slide 16 - Question ouverte

Maak vragend:
The cow mooed loudly.

Slide 17 - Question ouverte

Maak vragend:
Jacky loved John.

Slide 18 - Question ouverte

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als het goed is begrijp je nu beter hoe je vragen kunt maken
met zinnen waar geen was / were in staat.

Nu gaan we het hebben over ontkenningen.

Slide 19 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als je iets ontkent dan zeg je dat je iets niet hebt (gedaan).

In het Engels gebruik je hiervoor het woord NOT.




Slide 20 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Als er was of were in de zin staat, dan kun je not erachter zetten.

Bob was at school. ---> Bob was not at school.
They were at a party. ---> They were not at a party.


Slide 21 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de v.t.
Bob was at school. ---> Bob was not at school.
They were at a party. ---> They were not at a party.

je kunt ook de verkorte vormen gebruiken.

was not   ---> wasn't
were not ---> weren't


Slide 22 - Diapositive

Maak ontkennend:
She was at home.

Slide 23 - Question ouverte

Maak ontkennend:
They were having a party.

Slide 24 - Question ouverte

Maak ontkennend:
John was in love with Sarah.

Slide 25 - Question ouverte

Maak ontkennend:
July was ill last week..

Slide 26 - Question ouverte

Maak ontkennend:
They were talking.

Slide 27 - Question ouverte