V3 pronom personnel

1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Jullie kennen allemaal het persoonlijk vnw als ONDERWERP

Vervang het onderwerp door een persoonlijk vnw:

Myrthe et Mohammed vont à Paris

A
Il vont à Paris
B
Nous vont à Paris
C
Ils vont à Paris
D
Elles vont à Paris

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

Er zijn ook vormen voor het persoonlijk vnw als LIJDEND VOORWERP

Voorbeeld in het Nederlands:
Vervang het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord:

Ik ontmoet Marina
A
Ik ontmoet hem
B
Ik ontmoet haar
C
Ik ontmoet hen
D
Ik ontmoet jou

Slide 4 - Quiz

Wat is in de volgende zin het LIJDEND VOORWERP?

Hij stuurt de brief aan zijn ouders
A
hij
B
stuurt
C
de brief
D
aan zijn ouders

Slide 5 - Quiz

Hoe vind je dus het lijdend voorwerp?
Bijvoorbeeld in de zin:
Hij eet de snoepjes

Slide 6 - Carte mentale

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

NU IN HET FRANS!
Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?

Nathalie pose la question à son prof
= Nathalie stelt de vraag aan haar leraar
A
Nathalie
B
pose
C
la question
D
à son prof

Slide 9 - Quiz

Door welk pers vnw vervang je het lijdend vw LA QUESTION?

Nathalie pose LA QUESTION à son prof

Kies uit LE / LA / LES
A
LE
B
LA
C
LES

Slide 10 - Quiz

Na vervanging ziet het er zo uit:

Nathalie pose la question à son prof
=> Nathalie la pose à son prof 

= Nathalie stelt hem aan haar leraar

Slide 11 - Diapositive

Door welk pers vnw vervang je het lijdend vw MON AMI?

J'ai invité mon ami

Kies uit LE / LA / LES
A
LE
B
LA
C
LES

Slide 12 - Quiz

Na vervanging ziet het er zo uit:

J'ai invité mon ami
=> Je le ai invité  => Je l'ai invité
= Ik heb hem uitgenodigd

(want LE / LA veranderen in L'  voor klinker of stomme h)



Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Kies de juiste vertaling van de zin:

Il me voit
A
Hij ziet mij
B
Hij ziet hem
C
Hij ziet haar
D
Hij ziet ons

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vertaling van de 2e zin:

Il achète les chaussures
=> Il les achète


A
Hij koopt de schoenen
B
Hij koopt hem
C
Hij koopt haar
D
Hij koopt ze

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Waar zet je het PERSOONLIJK VNW als LIJDEND VW?

Kijk naar de zinnen:
Il achète les chaussures => Il LES achète

De REGEL voor de PLAATS van het pers vnw als LIJDEND VW is dus:

A
Het persoonlijk vnw staat VOOR de persoonsvorm
B
Het persoonlijk vnw staat NA de persoonsvorm
C
Het persoonlijk voornaamwoord staat op dezelfde plek als in het Nl
D
Ik heb geen idee wat de regel is

Slide 18 - Quiz

Vervang nu het lijdend vw/kies de juiste zin:

Je prends les chaussures vertes
A
Je prends le
B
Je le prends
C
Je prends la
D
Je les prends

Slide 19 - Quiz

Vervang nu het lijdend vw/kies de juiste zin:

Il a acheté ce livre intéressant
A
Il le a acheté
B
Il a le acheté
C
Il l'a acheté
D
Il les a acheté

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Hoe vervang je correct het lijdend voorwerp?

Nous voyons nos amis

A
Nous le voyons
B
Nous voyons la
C
Nous les voyons
D
Les nous voyons

Slide 22 - Quiz

Hoe vervang je correct het lijdend voorwerp?

Nous voulons voir nos amis

A
Nous les voulons voir
B
Nous voulons les voir
C
Nous voulons voir les
D
Les nous voulons voir

Slide 23 - Quiz

Vertaal de zin in het Nl:

Nous voulons les voir

Slide 24 - Question ouverte

Vertaal de zin in het Nl:

Ils nous ont vu

Slide 25 - Question ouverte

Vervang het lijdend voorwerp.
Noteer de nieuwe zin in zijn geheel:

Je prends le vélo bleu

Slide 26 - Question ouverte

Vervang het lijdend voorwerp.
Noteer de nieuwe zin in zijn geheel:

J'ai pris le vélo bleu

Slide 27 - Question ouverte

Vervang het lijdend voorwerp.
Noteer de nieuwe zin in zijn geheel:

Je veux prendre le vélo bleu

Slide 28 - Question ouverte

HET MEEWERKEND VOORWERP!
Natuurlijk kun je ook een meewerkend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord!

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Welk voorzetsel staat er dus
vaak voor het meewerkend voorwerp?

Slide 31 - Carte mentale

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?

Il donne ses livres à son copain
= Hij geeft zijn boeken aan zijn vriend
A
il
B
donne
C
ses livres
D
à son copain

Slide 32 - Quiz

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?

Nathalie pose la question à son prof
= Nathalie stelt de vraag aan haar leraar
A
Nathalie
B
pose
C
la question
D
à son prof

Slide 33 - Quiz

Door welk pers vnw vervang je het meewerkend vw?

Nathalie pose la question À SON PROF

Kies uit LUI / LEUR
A
LUI
B
LEUR

Slide 34 - Quiz

Na vervanging ziet het er zo uit:

Nathalie pose la question à son prof
=> Nathalie LUI pose la question

= Nathalie stelt hem de vraag

Slide 35 - Diapositive

Door welk pers vnw vervang je het meewerkend vw?

Je veux parler à mes parents

Kies uit LUI / LEUR
A
LUI
B
LEUR

Slide 36 - Quiz

Na vervanging ziet het er zo uit:

Je veux parler à mes parents
=> Je veux leur parler

= Ik wil met ze praten

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

De plaats van persoonlijk vwn LIJDEND/MEEWERKEND VW is hetzelfde!
VOOR DE PERSOONSVORM:
    Il a téléphoné à ses copains   =>  Il LEUR a téléphoné
    Nous TE donnons un cadeau

HEEL WW IN DE ZIN => DAN VOOR HET HELE WW
    Je veux parler à ma copine  => Je veux LUI parler

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive


Hoe vervang je correct het meewerkend voorwerp?

Nathalie pose la question À SON PROF
A
Nathalie lui pose la question
B
Nathalie pose lui la question
C
Lui pose Nathalie la question
D
Nathalie la lui question pose

Slide 41 - Quiz


Hoe vervang je correct het meewerkend voorwerp?

Nous avons envoyé un mail à nos amis.
A
Nous l'avons envoyé à nos amis
B
Nous avons l'envoyé à nos amis.
C
Nous lui avons envoyé un mail.
D
Nous leur avons envoyé un mail.

Slide 42 - Quiz

Vertaal de zin in het Nederlands:

Nous leur avons envoyé un mail

Slide 43 - Question ouverte

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?

Il veut te donner ses livres

A
il
B
veut
C
te
D
ses livres

Slide 44 - Quiz

Vertaal de zin in het Nederlands:

Il veut te donner ses livres

Slide 45 - Question ouverte

Vervang het meewerkend voorwerp
Noteer de hele zin:

Je parle à ma copine

Slide 46 - Question ouverte

Vervang het meewerkend voorwerp
Noteer de hele zin:

Il donne ses livres à ses amis

Slide 47 - Question ouverte

Vervang het meewerkend voorwerp
Noteer de hele zin:

Il va donner ses livres à ses amis

Slide 48 - Question ouverte

Slide 49 - Diapositive

Slide 50 - Diapositive

Slide 51 - Diapositive

Slide 52 - Diapositive

Verder oefenen?
Ex 16 van LS Unité 3

Slide 53 - Diapositive