Blok 5 Grammatica 5.6 Woordsoorbenoeming Voorzetsels opdrachten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Blok 5 Grammatica

5.6 Voorzetsel

     

Welkom!

1. Pak je spullen (leerboek,  schrift, en pen).
2. Zorg ervoor dat je telefoon niet te zien en te horen is. 
3. Log in bij lessonup.app

Woordsoort - voorzetsels

• Voorzetsels staan in zinsdelen waarbij je een vraag kunt stellen als
  waarin, waaronder, waarmee, waardoor, maar ook bij wanneer.

• Voorbeelden van voorzetsels zijn: van, na, met, tegen, achter, in, naast, langs, bij, op.
• Een voorzetsel staat nooit los in een zin; het is altijd een onderdeel van een zinsdeel.

• Denk bij voorzetsels maar aan 'de kooi'

wie doet het?	wat gebeurt er?	Wanneer?	Waar?	Wat?
Ruben	leert	in de ochtend	op zijn kamer	zijn topo

Woordsoort - voorzetsels

Let op:

Bij een samengesteld werkwoord hoort het voorzetsel bij het werkwoord!

pakt in komt van het werkwoord inpakken

wie doet het?	wat gebeurt er?	Wat?	Wat gebeurt er?
De verkoopster	pakt	het cadeautje	in
ond	wwg	lv	wwg

Wat zijn de voorzetsels in de zin:

Mijn vader bracht mij met de auto naar het station.

Opdracht

Wat zijn in elke zin de twee voorzetsels?

Wat zijn de voorzetsels in de zin:

Over hoeveel dagen kom jij bij mij logeren?

Wat zijn de voorzetsels in de zin:

Van hem kreeg ik een lift naar school.

Wat zijn de voorzetsels in de zin:

Voor ons huis staat een scooter op de stoep.

Wat zijn de voorzetsels in de zin:

Achter het station staat een bus op het plein.

Wat zijn de voorzetsels in de zin:

Ik schrijf in mijn dagboek het liefst met een vulpen.

Wat zijn de voorzetsels in de zin:

Op de basisschool zat ik naast mijn vriend.

Wat zijn de voorzetsels in de zin:

Na schooltijd fiets ik langs de bakker.

Wat zijn de voorzetsels in de zin:

’s Avonds lig ik op de bank en kijk ik naar de televisie.

Wat zijn de voorzetsels in de zin:

De katten liggen op de vensterbank achter het gordijn.

Opdracht

Wat is het voorzetsel in de volgende zinnen?

Let op! Niet in elke zin staat een voorzetsel, vul dan 'geen' in.

Wat is het voorzetsels in de zin:

Mijn fiets staat tegen de schutting.

Wat is het voorzetsels in de zin:

Ruim jij je eigen rommel op?

Wat is het voorzetsels in de zin:

De leraar kijkt het proefwerk na.

Wat is het voorzetsels in de zin:

De hond ligt te slapen op de bank.

Wat is het voorzetsels in de zin:

In mijn etui bewaar ik mijn fietssleutel.

Wat is het voorzetsels in de zin:

Droog jij straks af?

Wat is het voorzetsels in de zin:

Tijdens de voorstelling mag er niet worden gesproken.

Wat is het voorzetsels in de zin:

De timmerman zaagt de plank door.

Wat is het voorzetsels in de zin:

Pak jij dat irritante ding even af.

Maak zelf een zin waarbij een voorzetsel onderdeel is van een samengesteld werkwoord.

Einde van de les.