2V Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord

Doel: aan het einde van de les kan je onderscheid maken tussen zelfstandige werkoorden, koppel- en hulpwerkwoorden. 

Koppelwerkwoorden:

De werkwoorden in een werkwoordelijk gezegde(WG) noemen we?

Het belangrijkste werkwoord van een naamwoordelijk gezegde (NG) noemen we?

WG

Belangrijkste werkwoord: 

zww

Overige werkwoorden:

hww 

(enkelvoudige zin)

NG

Belangrijkste werkwoprd: 

kww

Overige werkwoorden: 

hww 

(enkelvoudige zin)

Een zelfstandig werkwoord is soms het enige werkwoord in de zin.

1. Waar
2. Niet waar

Een hulpwerkwoord is soms het enige werkwoord in de zin.

1. Waar
2. Niet waar

In een zin met worden is worden altijd een koppelwerkwoord.

1. Waar
2. Niet waar

In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een zelfstandig werkwoord als het een enkelvoudige zin is.

1. Waar
2. Niet waar

Opdracht 2

Stuur je zin in:
3.1 Maak een zin waarin (een vorm van) schijnen een zww is en waarin twee hww voorkomen.

Stuur je zin in:
3.2 Maak een zin waarin (een vorm van) worden kww is en waarin twee hww voorkomen.

Stuur je zin in:
3.3 Maak een zin waarin (een vorm van) blijven een kww is en waarin twee hww voorkomen.

Opdracht 4 

Wat is het MV van de zin:
De zorgzame dokter wenste de patiënt het allerbeste toe.

Wat is de BWB van de zin:
Utrecht Centraal heeft sinds enkele jaren een zeer grote fietsenstalling.

Wat is de BWB van de zin:
Waarom hangen vleermuizen ondersteboven aan een boom?

Naamwoordelijk gezegde

Aan het einde van de les kan je het naamwoordelijk gezegde in de zin vinden. 

2. Wat is het onderwerp van de zin:
Tijmen zal de beste gamer blijken op het toernooi.

Aanpak NG:
1. Wat is de persoonsvorm van de zin:
Tijmen zal de beste gamer blijken op het toernooi.

3. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is.
Tijmen zal de beste gamer blijken op het toernooi.
Kies uit: iets doet of iets is.

4. Als het onderwerp iets is, stel de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden?

Vul deze vraag in voor de zin: Tijmen zal de beste gamer blijken op het toernooi.

Noteer het naamwoordelijk gezegde van de zin: Tijmen zal de beste gamer blijken op het toernooi.

NG: pv + [nw.deel] + overige werkwoorden.

Aanpak NG: 

Noteer van de zin pv, ow.
Mijn zelfgebakken roombotercake was een mislukking geworden.

Doet het onderwerp iets of is het onderwerp iets?

Noteer de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden.
Mijn zelfgebakken roombotercake was een mislukking geworden.

Noteer het antwoord op de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden.
Mijn zelfgebakken roombotercake was een mislukking geworden.

Noteer het NG en zet het nw.deel tussen vierkante haken.