Taaltrap les 8.2 De mens - vervolgles

• NT2
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Taaltrap 8-2        De mens

De mens van binnen en van buiten

dus

de buitenkant

en 

de binnenkant

Vandaag

Het is vandaag...................            De datum is ............

Morgen is het .............

Overmorgen is het ..........

Gisteren was het ................

Eergisteren was het ............

Het is lente / voorjaar

LEZEN

We lezen 15 minuten in ons boek.

Schrijf moeilijke woorden in je schrift.

-Zoek op wat het betekent.

-Vraag wat het betekent.

D2: Mw. Reinhoud + Khalid + Milosz: Diglin woorden / letters

Doel van de eerste les

 Herhaling van het doel van vorige week:

- Je kent woorden over het MENSELIJK LICHAAM

  (Je hebt die woorden eventueel vertaald in je eigen taal.)

- Je kunt de LICHAAMSDELEN aanwijzen op een tekening / plaat.

- Je kunt zinnen maken met woorden van het MENSELIJK           
 LICHAAM.

Doel van de tweede les

WERKWOORDEN

- Je weet dat een werkwoord 

      * een tegenwoordige tijd heeft = nu

      * een verleden tijd heeft = gisteren, vorig jaar, lang geleden

- Je kunt werkwoorden in de goede vorm invullen

Doel van de derde les

- Je kunt vertellen over het verhaal van 'de dikke enkel'.

- Je kunt antwoord geven op de vragen.

- Je kunt de antwoorden opschrijven.

- Je kijkt naar een filmpje over vriendschap en muziek.

- Je kunt de vragen beantwoorden.

Doel van de vierde les

VERWIJSWOORDEN

- Je weet wanneer je deze/die en dit/dat gebruikt.

- Je kent dit schema:

	dichtbij / hier	ver weg / dáár
de-woorden	deze	die
het-woorden	dit	dat

Zelf leren

Ga naar de tegel 

in je Aerobe.

Leer zelf de woorden over het lichaam.

Controle met quizvragen!

Dit is de man zijn.......

1. wenkbrauw
2. voorhoofd
3. wang
4. schouder

De pijl wijst naar de .....

1. keel
2. elleboog
3. rug
4. nek

Dit is je .........

1. pink
2. duim
3. hand
4. pols

De pijl wijst naar een ....

1. tand
2. lip
3. kies
4. vinger

Dit is je ...........

1. duim
2. pink
3. ringvinger
4. wijsvinger

De pijl wijst naar een ....

1. enkel
2. knie
3. bovenbeen
4. teen

We herhalen de woorden - lichaamsdelen

Welke woorden weet je al? 

Welke woorden weet je nog?

We herhalen met 'galgje'.

Typ de woorden in de dia.

Galgje

Deze lichaamsdelen ken ik al / nog!

Doel van de tweede les

WERKWOORDEN

- Je weet dat een werkwoord 

      * een tegenwoordige tijd heeft = nu

      * een verleden tijd heeft = gisteren, vorig jaar, lang geleden

- Je kunt werkwoorden in de goede vorm invullen

8.13 tegenwoordige en verleden tijd

1. Luister naar de uitleg over 'nu' en 'eerder'.

2. We maken de 'plakopdracht'.

3. Vul het werkwoordschema in.

4. We kijken het samen na.

	tegenwoordige tijd = nu, morgen	verleden tijd = eerder, toen, 'oude tijd'
zien	ik zie hij ziet wij zien	ik zag hij zag wij zagen
roepen	ik roep hij roept wij roepen	ik riep hij riep wij riepen

tegenwoordige tijd (= nu)

verleden tijd 

(= toen)

komen

slapen

zag

spreken

kocht

riep

eten

bewegen

schrijven

zat

sliep

Bladzijde 141

Kahoot tt en vt

Oefenen

Ga in Diglin

naar REGELS

en oefen

de werkwoorden

Doel van de derde les

- Je kunt vertellen over het verhaal van 'de dikke enkel'.

- Je kunt antwoord geven op de vragen.

- Je kunt de antwoorden opschrijven.

- Je kijkt naar een filmpje over vriendschap en muziek.

- Je kunt de vragen beantwoorden.

Diglin - lezen 3 

De dikke enkel

De dikke enkel.

- Eerst luisteren zonder meelezen.

- Navertellen.

- Luisteren mét meelezen op het bord.

- Daarna zelfstandig Diglin lezen + maken.

- Klaar? Dan de opdracht uit het boek = dia 31

antwoorden in je schrift

boek Diglin+ 

je schrift

bladzijde 63 = verhaal              bladzijde 64 = vragen

- Geef antwoord op de vraag.

- Denk aan de hoofdletter en de punt.

- Gebruik de goede vorm van het werkwoord.

Video met vragen

Dit filmpje gaat over muziek + vriendschap.

- Kies voor de moeilijkheid:

- Kijk naar het filmpje.

- Maak de vragen.

- Onderaan kies je voor andere opdrachten: 

www.nedbox.be

Doel van de vierde les

VERWIJSWOORDEN

- Je weet wanneer je deze/die en dit/dat gebruikt.

- Je kent dit schema:

	dichtbij / hier	ver weg / dáár
de-woorden	deze	die
het-woorden	dit	dat

Taaltrap blz. 143

Verwijswoorden

    deze 

    die

    dit

    dat

voorbeeld verwijswoorden

nog verder voorbereiden

EBG boek of los blad