Taaltrap les 8.2 De mens - 5 en 6 april

• NT2
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Taaltrap 8-2        De mens

De mens van binnen en van buiten

Toets vrijdag 31 maart

Vandaag

Het is vandaag...................            De datum is ............

Morgen is het .............

Overmorgen is het ..........

Gisteren was het ................

Eergisteren was het ............

Het is lente / voorjaar

LEZEN

We lezen 15 minuten in ons boek.

Schrijf moeilijke woorden in je schrift.

-Zoek op wat het betekent.

-Vraag wat het betekent.

Doel van de les

- Je kunt vertellen over het verhaal van 'de dikke enkel'.

- Je kunt antwoord geven op de vragen.

- Je kunt de antwoorden opschrijven.

Diglin - lezen 3 

De dikke enkel

De dikke enkel.

- Eerst luisteren (Diglin) zonder meelezen.

- Navertellen.

- Luisteren mét meelezen op het bord.

- Daarna zelfstandig Diglin lezen + maken.

- Klaar? Dan de opdracht uit het boek = dia 8

antwoorden in je schrift

boek Diglin+ 

je schrift

bladzijde 63 = verhaal              bladzijde 64 = vragen

- Geef antwoord op de vraag.

- Denk aan de hoofdletter en de punt.

- Gebruik de goede vorm van het werkwoord.

Doel van de les (herhaling)

WERKWOORDEN

- Je weet dat een werkwoord 

      * een tegenwoordige tijd heeft = nu

      * een verleden tijd heeft = gisteren, vorig jaar, lang geleden

- Je kunt werkwoorden indelen in nu en toen.

- Je kunt zinnen maken met een werkwoord.

	tegenwoordige tijd = nu, morgen	verleden tijd = eerder, toen, 'oude tijd'
zien	ik zie hij ziet wij zien	ik zag hij zag wij zagen
roepen	ik roep hij roept wij roepen	ik riep hij riep wij riepen

Bladzijde 141

Maak goede zinnen met het werkwoord ROEPEN.

Maak goede zinnen met het werkwoord ZITTEN.

Maak goede zinnen met het werkwoord SLAPEN.

Oefenen

Ga in Diglin

naar REGELS

en oefen

de werkwoorden

tegenwoordige tijd wordt 

verleden tijd

Paarse EBG boek

bladzijde 119

Schrijf de zin in de 

verleden tijd.

zie volgende dia.

EBG bladzijde 119

1. glijden -->

2. blijf -->

3. kijkt -->

4. krijgt -->

5. rijden -->

6. schijnt -->

7. snijdt -->

8. wrijft -->

9. verdwijnt -->

10. slijpt -->

Doel van de derde les

VERWIJSWOORDEN

- Je weet wanneer je deze/die en dit/dat gebruikt.

- Je kent dit schema:

	dichtbij / hier	ver weg / dáár
de-woorden	deze	die
het-woorden	dit	dat

Taaltrap blz. 143

Verwijswoorden

    deze 

    die

    dit

    dat

voorbeeld verwijswoorden

nog verder voorbereiden

EBG boek of los blad