2.4: Voor elk wat wils, 1848-1919

H2: Tussen koning en kiezer
2.4: Voor elk wat wils, 1848-1919
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H2: Tussen koning en kiezer
2.4: Voor elk wat wils, 1848-1919

Slide 1 - Diapositive

Schrijf in een paar woorden
op waar de vorige lessen
over gingen:

Slide 2 - Carte mentale

Leerdoelen
1. Je kunt de slechte relatie tussen koning Willem III en het parlement verklaren.

2. Je kunt verschillende politieke partijen benoemen die eind 19e eeuw opgericht worden én je kunt van elke partij standpunten uitleggen.

3. Je kunt de drie politieke discussiepunten rond 1900 benoemen en uitleggen.

Slide 3 - Diapositive

Koning Willem III
In 1849 werd koning Willem III de baas in het land. Hij baalde enorm van de grondwet van 1848. Omdat Willem III zich zo lomp en bruut gedroeg, werd hij ook wel 'Koning Gorilla' genoemd. 

Willem III probeerde steeds zijn zin door te drijven. Er moesten steeds nieuwe verkiezingen komen omdat het parlement en de koning het niet eens werden. 

Pas twintig jaar na de 'grondwet van Thorbecke' gaf de koning eindelijk toe. Het parlement kreeg definitief de macht, precies zoals in de grondwetswijziging van 1848 stond.

Slide 4 - Diapositive


Hier zie je een pamflet uit 1887 over een zekere 'Koning Gorilla'. In deze verhalen stonden verhalen over wat deze koning allemaal fout deed. Mensen herkenden zonder twijfel Koning Willem III in deze verhalen! 
Geschreven bronnen zijn bronnen met tekst.
Ongeschreven bronnen zijn afbeeldingen of voorwerpen.
Primaire bronnen zijn bronnen die uit de tijd zelf komen.
Secundaire bronnen komen van iemand uit een andere tijd.
De afbeelding hiernaast is dus een.....
A
geschreven primaire bron
B
ongeschreven primaire bron
C
geschreven secundaire bron
D
ongeschreven secundaire bron

Slide 5 - Quiz

Rijke mannen in het parlement
In de grondwet van 1848 had het parlement de wetgevende macht gekregen. De Tweede Kamer werd door het volk gekozen. 

Thorbecke vond alleen niet iedereen geschikt om volksvertegenwoordigers te kiezen. Hij vond dat je pas voor je land kon zorgen, als je goed voor jezelf kon zorgen. Je moest dus geld hebben en onderwijs hebben gevolgd. Thorbecke voerde het censuskiesrecht in voor mannen boven de 23 jaar. Je mocht alleen stemmen als je genoeg belasting betaalde. Zo was de Tweede Kamer wel een parlement, maar geen echte volksvertegenwoordiging. 

Slide 6 - Diapositive


Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.
De vraag: ''Vind jij het terecht dat er in de negentiende eeuw censuskiesrecht was'' is dus een voorbeeld van een: 

A
Beschrijvende vraag
B
Verklarende vraag
C
Vergelijkende vraag
D
Waarderende vraag

Slide 7 - Quiz

De eerste politieke partij
De liberalen vonden onderwijs heel belangrijk. Daarom wilden zij dat de overheid het onderwijs betaalde. 

De protestantse predikant Abraham Kuyper wilde dat de overheid óók godsdienstige scholen betaalde. De liberalen wilden dit absoluut niet. 

Er volgde een schoolstrijd in de Nederlandse politiek.

Slide 8 - Diapositive

De eerste politieke partij
Abraham Kuyper zette door en richtte in 1879 een politieke partij op. Deze partij was de Anti-Revolutionaire Partij (ARP)

Abraham Kuyper was namelijk tegen de ideeën van de Franse Revolutie (tijdvak 7), waarin het volk meer macht kreeg en de godsdienst minder. 

Kuyper vond juist dat het woord van God het belangrijkste was. De ARP was daarmee een confessionele partij. De ARP kreeg veel aanhangers en in 1901 werd Kuyper zelfs minister-president.

Slide 9 - Diapositive


Instagram!
Insta-posts zijn vaak kort. Vat deze les samen in een korte tekst, die je zomaar op insta had kunnen zetten. 

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Lien

Werktijd
STAP 1
STAP 2
Volgende keer
Maak 2.4: Voor elk wat wils 

Hoe?
  • Zelfstandig werken
  • Vraag? Steek je vinger op!
Nakijken via Tijd voor GS
Verder met deze paragraaf

Slide 12 - Diapositive

H2: Tussen koning en kiezer
2.4: Voor elk wat wils, 1848-1919

Slide 13 - Diapositive

Vat de vorige les samen
in een paar woorden:

Slide 14 - Carte mentale

Leerdoelen
1. Je kunt de slechte relatie tussen koning Willem III en het parlement verklaren.

2. Je kunt verschillende politieke partijen benoemen die eind 19e eeuw opgericht worden én je kunt van elke partij standpunten uitleggen.

3. Je kunt de drie politieke discussiepunten rond 1900 benoemen en uitleggen.

Slide 15 - Diapositive

Twee uitspraken:
1. Het geloof is erg belangrijk bij confessionele partijen.

2. De ARP van Abraham Kuyper is een voorbeeld van een confessionele partij.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 16 - Quiz

De ARP is een...
A
liberale partij
B
socialistische partij
C
protestante partij
D
katholieke partij

Slide 17 - Quiz

Katholieke partij
Na de ARP kwamen er meer politieke partijen. De katholieken, onder leiding van Herman Schaepman, begonnen in 1896 de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP). Zij voelden zich achtergesteld door de liberalen en protestanten. 

Het katholieke geloof werd het uitgangspunt. Daarmee was de RKSP net als de ARP een confessionele partij. Net als de ARP vond de RKSP dat de overheid religieuze scholen ook moest betalen.  

Slide 18 - Diapositive

Liberale partijen
De liberalen voelden zich bedreigd door de opkomst van confessionele partijen. Liberalen vonden echter de vrijheid van het individu belangrijk en hadden daarom eerst weinig zin in een landelijke partij! 

Toch gingen ze in 1885 samenwerken: de Liberale Unie werd opgericht. Hierna volgden snel andere liberale partijen. Zij wilden dat de economie alle vrijheid kreeg en dat de overhied zich weinig bemoeide met de burgers. 

Onder koning Willem III hadden liberalen en conservatieven nog alle macht. Nu moesten ze die delen met andere politieke partijen. Ondertussen wilden steeds meer mensen algemeen kiesrecht

Slide 19 - Diapositive

Arbeiderspartijen
Vanaf 1870 kreeg Nederland steeds meer fabrieken. Ondertussen waren de werk- en leefomstandigheden van fabrieksarbeiders heel slecht. De discussie hierover werd de Sociale Kwestie genoemd. 

Bij de arbeiders groeide ook de behoefte aan een eigen politieke partij. Die arbeiderspartij moest in de Tweede Kamer opkomen voor de belangen van de arbeiders.

Slide 20 - Diapositive

Revolutie of niet? 
Binnen de arbeidersgroep was er discussie of er via het parlement of via acties/stakingen betere arbeidsomstandigheden moesten komen. 

In 1894 werd een partij voor arbeiders opgericht. Deze partij was de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP)

Pieter Jelles Troelstra was de leider. Hij wilde via het parlement de situatie verbeteren. Aanhangers van deze partij waren voor gelijkheid en minder grote verschillen tussen arm en rijk. Hiervoor moest wel algemeen kiesrecht komen. 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Sleep de woorden naar de juiste oranje vakken. 
Let op: 1 woord moet je niet slepen!
A. Kuyper
J. Troelstra
H. Schaepman
Willem III
De RKSP
De ARP
De Liberale Unie
Koning gorilla
De SDAP

Slide 23 - Question de remorquage

Nederland wordt een democratie
Drie grote onderwerpen beheersten dus de Nederlandse politiek rond 1900:

  1. De schoolstrijd.
  2. De kiesrechtstrijd.
  3. De sociale kwestie.

De confessionele- en arbeiderspartijen zagen in dat ze moesten samenwerken. Hiermee vormden ze een bedreiging voor de liberalen. 

Slide 24 - Diapositive

Nederland wordt een democratie
In 1917 werd de grondwet veranderd om onrust te voorkomen. Hier stond in dat religieuze scholen ook werden betaald door de overheid. Daarnaast kregen alle mannen (vrouwen nog niet) stemrecht. 

In de grondwet van 1917 werd een soort vrede gesloten tussen politieke kwesties en politieke partijen. Daarom wordt die nieuwe grondwet ook wel de 'Pacificatie van 1917' genoemd.

Slide 25 - Diapositive

En vrouwen? 
Na de pacificatie van 1917 bleven vrouwen achter. Rijkere en gestudeerde vrouwen begonnen daarom een feministische beweging. In 1919 had deze succes met de emancipatiestrijd: er kwam algemeen kiesrecht voor vrouwen. 


Slide 26 - Diapositive

De minister-president is tevreden, want twee grote conflicten zijn opgelost en iedereen heeft zijn zin gekregen. Hij deelde als het ware cadeautjes uit.

De leider van de protestanten is blij met zijn ‘cadeau’: voortaan betaalt de overheid ook het bijzonder onderwijs.
Op dit cadeau staat ‘bijz. school’.
De socialisten zijn erg blij met de Pacificatie van 1917.
Aletta Jacobs is verdrietig, want 
zij krijgt niet wat ze wilde hebben.
1
2
3
4
5

Slide 27 - Question de remorquage

Hoe goed beheers jij nu de leerdoelen?
1 vinger: totaal niet.
2 vingers: een klein beetje
3 vingers: voldoende. 
4 vingers: goed
5 vingers: zeer goed!
1. Je kunt de slechte relatie tussen koning Willem III en het parlement verklaren.

2. Je kunt verschillende politieke partijen benoemen die eind 19e eeuw opgericht worden én je kunt van elke partij standpunten uitleggen.

3. Je kunt de drie politieke discussiepunten rond 1900 benoemen en uitleggen.

Slide 28 - Diapositive

Werktijd
HAVO
VWO
Klaar? 
Maak paragraaf 2.4: Voor elk wat wils

Opdr. 1a - 14

Hoe?
  • Zelfstandig werken
  • Gebruik splitscreen om sneller te werken
Mak paragraaf 2.4: Voor elk wat wils 

Opdr. 1a - 13c
Nakijken via Tijd voor GS

Slide 29 - Diapositive