Les 03 - Stijlfiguren: Tricolon, repetitio, anafoor, climax, anticlimax

Stijlfiguren
nog een paar extra...
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Stijlfiguren
nog een paar extra...

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Als het goed is,:
- weet je aan het eind van de les meer stijlfiguren te benoemen; 
- kun je aan het eind van de les stijlfiguren in zinnen herkennen; 
- weet je aan het eind van de les hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt. 

Slide 2 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?
Vorige les hebben we vijf stijlfiguren besproken:
Repetitio (herhaling): Als je de woordjes van Engels wilt kennen, moet je herhalen, herhalen en nog eens herhalen. 

Anafoor (herhaling van hetzelfde woord of dezelfde woordgroep aan het begin van opeenvolgende zinnen): Niemand zag iets, niemand deed iets, niemand wist iets. 

Tricolon/drieslag (opsomming, bestaande uit drie delen): Bloed, zweet en tranen.

Slide 3 - Diapositive

En de laatste twee
Climax (een serie van drie of meer tekstelementen waarvan de inhoud steeds sterker wordt): Hij won brons, zilver en goud. 

Anticlimax (in een reeks is de laatste stap een 'bummer'):  
‘The Notebook’ is de beste film aller tijden, of in ieder geval mijn eigen favoriet, nou ja, het is gewoon een goede film, best aardig vind ik zelf, gewoon leuk.

Slide 4 - Diapositive

Aan de slag
Maak nu opdracht 1 tot en met 3 van 
§5 op pagina 23 van je boek. 


Slide 5 - Diapositive

Werkwoordspelling
Om werkwoorden op de juiste manier te spellen, vervoegen we ze. Dit houdt in dat we het werkwoord aanpassen aan de rest van de zin.

Vooral de spelling van de persoonsvorm wordt door veel mensen als lastig ervaren. Als je je aan de volgende regels houdt, lukt het jou ook.

Slide 6 - Diapositive

Werkwoordspelling
Vul in de zinnen de juiste werkwoorden in in de tegenwoordige tijd. 
- Hij ... (vinden) het erg vervelend als je je huiswerk te laat ... (inleveren). 
- ... (worden) je broertje nooit moe van je als je hem zo ... (irriteren)?
- Hij ... (updaten) de computer, omdat hij de laatste tijd vaak ... (crashen). 
- Ik ... (vermoeden) dat hij teveel tijd aan het gamen  ... (besteden).
 - ... (worden) je nooit moe van je broertje als hij je zo ... (uitschelden).
- Ik ... (vinden) het fantastisch dat hij zoveel mooie goals ... (scoren). 

Slide 7 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud
De spelling van de persoonsvorm hangt van het onderwerp af.




*als je of jij het onderwerp is en achter de
persoonsvorm staat, gebruiken we de stam.
1e persoon
ik
stam
2e persoon
je, jij of u
stam + t/stam*
3e persoon
hij, zij of het
(alles wat niet ik, je, jij of u is)
stam +t

Slide 8 - Diapositive

Let op!
- Er kunnen twee vormen van de stam zijn: het hele werkwoord -en of  de persoonsvorm die we gebruiken als ik  het onderwerp is.

- Twijfel je (vooral bij werkwoorden waarvan de stam op een -d eindigt) of er een -t achter moet, vervang het dan door een vorm van lopen.

- -dt aan het eind van een werkwoord kan alleen voorkomen als de stam op een -d eindigt en het onderwerp een tweede of derde persoon is.

Slide 9 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud
Voor de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in het meervoud gebruiken we het hele werkwoord, zoals het ook in het woordenboek terug te vinden is. Hierop is één uitzondering:

Als u in het meervoud het onderwerp is, gebruiken we stam+t.

Slide 10 - Diapositive

Het infinitief
Het infinitief is een werkwoordsvorm die er altijd hetzelfde uitziet; het is namelijk de vorm die we als 'het hele werkwoord kennen'. 

Het infinitief onderscheidt zich van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in het meervoud, doordat het, als we de zin van tijd veranderen, niet verandert. 

Slide 11 - Diapositive

Kijk nu nog eens naar je antwoorden...
Vul in de zinnen de juiste werkwoorden in in de tegenwoordige tijd. 
- Hij ... (vinden) het erg vervelend als je je huiswerk te laat ... (inleveren). 
- ... (worden) je broertje nooit moe van je als je hem zo ... (irriteren)?
- Hij ... (updaten) de computer, omdat hij de laatste tijd vaak ... (crashen). 
- Ik ... (vermoeden) dat hij teveel tijd aan het gamen  ... (besteden).
 - ... (worden) je nooit moe van je broertje als hij je zo ... (uitschelden).
- Ik ... (vinden) het fantastisch dat hij zoveel mooie goals ... (scoren). 

Slide 12 - Diapositive

Even checken
Welke leerdoelen heb je bereikt?
- Ik kan stijlfiguren in een tekst herkennen en benoemen. 
- Ik kan uitleggen welk effect het gebruik van stijlfiguren in een tekst heeft. 
- Ik kan zelf passende stijlfiguren in een tekst gebruiken. 
- Ik weet hoe ik de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spel. 

Slide 13 - Diapositive