Vul in de zinnen de juiste werkwoorden in in de tegenwoordige tijd. - Hij ... (vinden) het erg vervelend als je je huiswerk te laat ... (inleveren).
- ... (worden) je broertje nooit moe van je als je hem zo ... (irriteren)?
- Hij ... (updaten) de computer, omdat hij de laatste tijd vaak ... (crashen).
- Ik ... (vermoeden) dat hij teveel tijd aan het gamen ... (besteden).
- ... (worden) je nooit moe van je broertje als hij je zo ... (uitschelden).
- Ik ... (vinden) het fantastisch dat hij zoveel mooie goals ... (scoren).