2018 2019 H1 Beeldspraak

Beeldspraak
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Beeldspraak

Slide 1 - Diapositive

Beeldspraak
Vergelijking
metafoor
personificatie

Slide 2 - Diapositive

Beeldspraak

Slide 3 - Diapositive

Beeldspraak
Vergelijking: je vergelijkt object met beeld
Metafoor: je noemt alleen het beeld; object wordt weggelaten
Personificatie: levenloos ding (of een dier) wordt als een levend persoon beschouwd. (Wordt menselijke eigenschappen toegedicht)

Slide 4 - Diapositive

Beeldspraak

Slide 5 - Diapositive

Beeldspraak

Slide 6 - Diapositive

Beeldspraak

Slide 7 - Diapositive

Beeldspraak

Slide 8 - Diapositive

Beeldspraak
Zo lek als een.................................
Een waarheid als een ........................
Afgaan als een  ..................................
Stelen als de ...................................
Zwijgen als het ..............................
Zo wit als een ...........................
Lachen als een .......... met ......................
Beven als een .................................

Slide 9 - Diapositive

Beeldspraak
Zo lek als een                         mandje 
Eeen waarheid als een     koe
Afgaan als een                  gieter
Stelen als de                      raven
Zwijgen als het                  graf
Zo wit als een                      doek / lijk
Lachen als een                  boer   met    kiespijn 
Beven als een                     riet / espenblad

Slide 10 - Diapositive

Beeldspraak
Bedenk een vergelijk met:
paard
hond
varken 
muis

Slide 11 - Diapositive

Beeldspraak
Gebruik de volgende woorden als metafoor in een zin:
zwijnenstal
reus
kleerkast
hormonen

Slide 12 - Diapositive

Beeldspraak
Gebruik de volgende woorden in een  zin met personificatie:
ruisen
fluisteren
zingen
razen
springen

Slide 13 - Diapositive

H1 beeldspraak
Bespreken: opdracht 1 en 2
Opdracht
In tweetallen:
opdracht 3 (woorden overnemen + betekenis noteren)

Als je klaar bent: opdracht 4 en 5.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Lien