Les 1

Les 1
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 1

Slide 1 - Diapositive

leerdoel 1
 
Je kunt de aandrijfkrachten en tegenwerkende krachten op een bewegend voorwerp benoemen.

Slide 2 - Diapositive

aandrijfkrachten
Voertuigen kunnen bewegen door kracht.

Deze kracht wordt aandrijfkracht of stuwkracht genoemd. 

Een auto rijdt op de kracht van een motor.
Dit is dus aandrijfkracht.

Een fiets gaat vooruit door de spierkracht op de trappers. 
Dit is dus stuwkracht.

Slide 3 - Diapositive

tegenwerkende krachten
Een tegenwerkende kracht werkt tegen de rijrichting in.

Er kunnen verschillende tegenwerkende krachten werken op een voertuig:
• remkracht
• luchtwrijving
• rolwrijving

Slide 4 - Diapositive

wat doet de wielrenner om tegenwerkende krachten te voorkomen?

Slide 5 - Diapositive

leerdoel 2 en 3
 Je kunt de nettokracht berekenen die op een voorwerp werkt.

Je kunt de nettokracht samenstellen van krachten die langs een lijn werken.

Slide 6 - Diapositive

nettokracht

De nettokracht is de som van alle krachten bij elkaar. 

krachten die in het verlengde staan van elkaar tel je bij elkaar op en krachten die tegengestelde richting staan trek je van elkaar af.

Slide 7 - Diapositive

Stap 1 : bepaal de positieve kant en negatieve kant
Stap 1 : bepaal de positieve kant en negatieve kant

Slide 8 - Diapositive

Stap 2: verzamel gegevens

+ = 50N
- = 20 N
Stap 2: verzamel gegevens

- = 50N
+ = 20 N

Slide 9 - Diapositive

Stap 3: maak een som, begin altijd met het positieve getal (+)
+ = 50N
- = 20 N

50-20= 30 N
Stap 3: maak een som, begin altijd met het positieve getal (+)
- = 50N
+ = 20 N

20-50 = -30N

Slide 10 - Diapositive

Stap 4: trek conclusie
50-20= 30 N

Nettokracht is 30N dus ze gaat naar achteren.

Stap 4: trek conclusie
20-50 = -30N

Nettokracht is -30N dus ze gaat naar achteren.
Positief getal als uitkomst gaat naar positief.

Negatief getal als uitkomst gaat naar negatief.

Je hebt dit bepaalt bij stap 1

Slide 11 - Diapositive

leerdoel 4,5 en 6
Je kunt de afstand berekenen die een bewegend voorwerp aflegt in een bepaalde tijd.

Je kunt de tijd berekenen die een bewegend voorwerp over een bepaalde afstand doet.

Je kunt de gemiddelde snelheid van een voorwerp berekenen.

Slide 12 - Diapositive

wat is snelheid.
snelheid is bij sporten erg belangrijk.

de eenheid van snelheid is km/h
km= kilometer
/= per
h= uur

de eenheid kan ook m/s zijn
m=meter
/=per
s= seconde

Slide 13 - Diapositive

hoe reken je hiermee?
om snelheid te bereken heb je de afstand nodig en de tijd.

snelheid= afstand : tijd

voorbeeld:
max rijdt 430 km op het circuit van Zandvoort als test ronde. zijn tijd is 2 uur.
wat was de snelheid van Max?

Slide 14 - Diapositive



max rijdt 430 km op het circuit van Zandvoort als test ronde. zijn tijd is 2 uur. 
wat was de snelheid van Max?
snelheid= afstand : tijd

afstand= 430 km
tijd= 2 uur

snelheid= 430/2=215 km/h

Slide 15 - Diapositive

gemiddelde snelheid.
iemand heeft niet altijd dezelfde snelheid. 

we spreken daarom dat de snelheid gemiddeld is. 

Slide 16 - Diapositive

afstand
als je de snelheid weet en de tijd weet kan je de afstand uitrekenen.

afstand= snelheid x tijd

voorbeeld: je rijdt met je moeder over de snelweg van boskoop naar gouda centrum. ze rijdt 85km/h en ze doet er 30 minuten over. wat is de afstand?

Slide 17 - Diapositive


je rijdt met je moeder over de snelweg van boskoop naar gouda centrum. ze rijdt 85km/h en ze doet er 30 minuten over. wat is de afstand?
afstand= snelheid x tijd

snelheid= 85 km/h
tijd= 30 minuten (30 minuten is de helft van 1 uur schrijf dit dan als 0,5 uur)

85x0,5=42.5 km 
(erg om gereden)

Slide 18 - Diapositive

tijd
als je de afstand en de snelheid weet kan je de tijd uitrekenen.

tijd=afstand : snelheid

voorbeeld: koen rijdt 18km/h over een afstand van 9 km. hoe lang doet hij hierover?

Slide 19 - Diapositive



koen rijdt 18km/h over een afstand van 9 km. hoe lang doet hij hierover?
tijd= afstand : snelheid

afstand= 9 km
snelheid = 18 km/h
9:18=0.5 H

dus een half uur (30 minuten)

Slide 20 - Diapositive

driehoek

Slide 21 - Diapositive

leerdoel 7



je kunt de snelheid in m/s en in km/h naar elkaar omrekenen.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive