Lidwoorden

Lidwoorden
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lidwoorden

Slide 1 - Diapositive

Noem voorbeelden van Engelse lidwoorden.

Slide 2 - Question ouverte

Lidwoorden
Drie lidwoorden in het Engels:
the, a, an

The = de, het
a, an = een

Slide 3 - Diapositive

Verschil a/an
Wanneer gebruik je 'a' of 'an'?

A > het woord waar je het lidwoord voor wil zetten, begint in de uitspraak met een medeklinker. 
An > het woord waar je het lidwoord voor wil zetten begint in de uitspraak met een klinker (a,e,i,o,u). 

Slide 4 - Diapositive

Verschil a/an
Let goed op de uitspraak! 
Sommige woorden beginnen in het Engels met een medeklinker, maar spreek je uit met een klinker aan het begin. 

Bijvoorbeeld: 'hour' > uitspraak 'our'. 
Andersom kan het ook voorkomen: 'uniform' > uitspraak 'juniform'.

Slide 5 - Diapositive

Wel of geen lidwoord
Voor sommige zelfstandige naamwoorden zet je soms geen lidwoord: 
- NIET bij meervoud:
Peter likes apples
I like fat bikes

Slide 6 - Diapositive

Geen lidwoord
- NIET bij woorden die je niet kan tellen
He is drinking water.
He drinks his coffee with sugar.

Slide 7 - Diapositive

Wel of geen lidwoord
Als je het over een gebouw hebt, dan komt er geen lidwoord voor.

We're going to church on Sunday.
I am going to school today.

Slide 8 - Diapositive

Wel of geen lidwoord
Als je een specifiek gebouw wil aangeven, dan komt er wel een lidwoord voor.

We're going to the church next to my house.
That is the school I am going to.

Slide 9 - Diapositive

I will be back in ____ hour.

Slide 10 - Question ouverte

Oefenen
Do the two exercises on page 14 of your grammar reader.

Slide 11 - Diapositive