Argumenteren - les 5 argumentatieschema's

Argumenteren
Hoofdstuk 2
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Argumenteren
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Dagopening
  • H2 Argumenteren - herhaling argumentatie structuur
  • H2 Argumenteren - argumentatieschema's
  • 3-PAK
  • Tweede uur: Gerwin van der Werf

Slide 2 - Diapositive

Dagopening

Sterk


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Dagopening


Wanneer heb jij iets bereikt doordat je niet hebt opgegeven?

Slide 5 - Diapositive

Argumenteren
Nieuw Nederlands - Hoofdstuk 2

Slide 6 - Diapositive

Doelen
  • Ik kan enkelvoudig, nevenschikkende en onderschikkende argumentatiestructuren onderscheiden.
  • Ik kan argumenatieschema's herkennen en benoemen.

Slide 7 - Diapositive

Argumentatiestructuren

Slide 8 - Diapositive

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 

DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 9 - Diapositive

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
DE DOCENT MOET NIET TE LANG AAN HET WOORD BLIJVEN

DE UITLEG MOET KORT EN BONDIG ZIJN

IK KAN ME SLECHTS VIER MINUTEN CONCENTREREN

Slide 10 - Diapositive

nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. 

Bij onafhankelijke argumenten zijn de argumenten los van elkaar te gebruiken; ze hebben elkaar niet nodig. Tussen de twee blokjes naast elkaar past het woord EN.

Slide 11 - Diapositive

nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 12 - Diapositive

 nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie
Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk, vormen een combinatie.

Slide 13 - Diapositive

 nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie

IK GA NIET STUDEREN IN LEIDEN

MIJN BROER WOONT DAAR                   IK WIL NIET IN DEZELFDE                                                                      STAD STUDEREN ALS MIJN BROER

Slide 14 - Diapositive

Oefenen
Maken opdracht 1 
(zin 1 t/m 4)
                                                                                                                                                                                                  

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

par. 3 Argumentatieschema's

Slide 17 - Diapositive

argumentatieschema
Het geheel van argumenten en standpunt wordt een redenering of argumentatie genoemd. 

Het verband tussen argument(en) en standpunt noemen we een argumentatieschema.


Slide 18 - Diapositive

argumentatieschema
Het geheel van argumenten en standpunt wordt een redenering of argumentatie genoemd. 

Het verband tussen argument(en) en standpunt noemen we een argumentatieschema.


Slide 19 - Diapositive

argumentatie kan gebaseerd zijn op
• oorzaak en gevolg;
• kenmerk of eigenschap;
• voor- en nadelen;
• voorbeelden;
• vergelijking;
• autoriteit.

Slide 20 - Diapositive

oorzaak gevolg
Een feit of een gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of andere gebeurtenis.

Je kunt beter op maximale ondersteuning starten (oorzaak en stp), want dan ben je eerder op (kruis-) snelheid (gevolg en arg.) en daardoor (dus) is je stabiliteit beter (gevolg van gevolg en arg.). 

Slide 21 - Diapositive

kenmerk of eigenschap
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat kenmerk ook. Deze gedachte wordt meestal niet expliciet vermeld.

Dictatoriale leiders zijn het niet gewend om kritisch bejegend te worden (argument). Geen wonder dat Kim Jung-un veel moeite heeft met kritiek die hij vanuit het buitenland krijgt (standpunt).

Slide 22 - Diapositive

voor- en nadelen
Bij dit type argumentatie wordt een afweging gemaakt: de voordelen worden vergeleken met de nadelen en op basis van de uitkomst wordt er een oordeel uitgesproken.

Alleen voordelen:  argumentatie op basis van voordelen
Alleen nadelen:      argumentatie op basis van nadelen


Slide 23 - Diapositive

voor- en nadelen
Als iemand een tussenjaar neemt, is hij misschien wel meer gemotiveerd voor zijn vervolgstudie. Ook is een jaartje uitrusten natuurlijk niet zo gek (voordelen: argumenten vóór). Daar staat tegenover dat zo iemand wel helemaal uit zijn studieritme raakt en daar misschien ook nooit meer echt goed in raakt, met alle gevolgen van dien (nadelen: argumenten tegen). Een tussenjaar nemen is niet altijd verstandig (standpunt).

Slide 24 - Diapositive

vergelijking
Er wordt een vergelijking wordt gemaakt tussen twee gevallen en er een overeenkomst wordt geconstateerd: omdat het in het ene geval zo is, zal het bij het andere ook wel zo zijn.

Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs de zo gewenste loonsverhoging niet zullen krijgen (standpunt); de docenten in het voortgezet onderwijs kregen laatst immers ook niet meer salaris (argument).

Slide 25 - Diapositive

voorbeelden
Een standpunt kan ondersteund worden door voorbeelden. Die voorbeelden zijn dan de argumenten.

Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega’s (standpunt)Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij ’s middags wel in de sportschool was en met het bedrijfsuitje ging hij ook al niet mee (argumenten).

Slide 26 - Diapositive

autoriteit
Wanneer een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige of een gezaghebbende bron, bijvoorbeeld een wetenschappelijk onderzoek, heet dat argumentatie op basis van autoriteit.

Het is de hoogste tijd dat de lonen van alle Nederlanders omhooggaan (standpunt). De president van De Nederlandsche Bank heeft dat laatst in een interview ook gezegd (argument).

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Oefenen
Herkennen argumentatieschema's
+
'Desinteresse in de moestuin'

Slide 29 - Diapositive

Doelen
  • Ik kan enkelvoudig, nevenschikkende en onderschikkende argumentatiestructuren onderscheiden.
  • Ik kan argumenatieschema's herkennen en benoemen.

Slide 30 - Diapositive

3PAK
Oefenen met mogelijke vragen.

Slide 31 - Diapositive