4H §5 080222

4H - 08/02/2022
  1. Amuse-bouche @OSCARLEERTFRANS
  2. Les devoirs - les exercices 11ABCD + 15
  3. Révision des mots d'Écrire NF
  4. Faire 13+14
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

4H - 08/02/2022
  1. Amuse-bouche @OSCARLEERTFRANS
  2. Les devoirs - les exercices 11ABCD + 15
  3. Révision des mots d'Écrire NF
  4. Faire 13+14

Slide 1 - Diapositive

Amuse-bouche

Slide 2 - Diapositive

Les mots d'Écrire NF
Notez en français:
  1. envoyer
  2. la signature
  3. la faim
  4. mettre en ligne
  5. le message

Slide 3 - Diapositive

Les mots d'Écrire NF
Notez en français:
  1. sturen
  2. de handtekening
  3. de honger
  4. online zetten
  5. de boodschap
  1. envoyer
  2. la signature
  3. la faim
  4. mettre en ligne
  5. le message

Slide 4 - Diapositive

Trappen van vergelijking
- Qu'est-ce que c'est ?
   

Slide 5 - Diapositive

Vergelijkingen

X is groter dan Y            =         plus grand que         +
X is even groot als Y     =        aussi grand que       =
X is minder groot dan Y  =    moins grand que      -



Slide 6 - Diapositive

Exercice 11D

Slide 7 - Diapositive

Exercice 11D - 5 comparaisons
1. (plus)
2.(moins)
3.(le plus)
4.(le moins)
5.(aussi)

Slide 8 - Diapositive

Welke Franse woorden gebruik je voor 'meer..dan' - 'minder..dan' - 'even..dan'

Slide 9 - Question ouverte

Écrire les exercices 13 + 14 + 15
  1. Correction de l'exercice 15
  2. Faites l'exercice 14
  3. Le vocabulaire : Quizlet Live 
  4. Faites l'exercice 13
  5. Les devoirs pour vendredi le 12/2

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Hoe vertaal je het woordje 'dan' naar het Frans in de zin:
Piet is groter dan Jan.

Slide 14 - Question ouverte

Ce restaurant est ______________ de la France. (het beste)
A
le plus bon
B
le plus super
C
plus meilleur
D
le meilleur

Slide 15 - Quiz

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de overtreffende trap - de hoogste
Ces deux bâtiments (m;mv) sont .... de la ville. (haut)

Slide 16 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de overtreffende trap - de mooiste
Ce sont ... chansons (v;mv) de Lady Gaga. (beau)

Slide 17 - Question ouverte

het bijvoeglijk nw. 
- vorm en plaats van 
   het bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Diapositive

de vorm van 't bijvoeglijk naamwoord
Het bijv. nw. in het woordenboek, is de vorm die mannelijk e.v. is.
Om het vrouwelijk te maken, moet je daaraan een E toevoegen. Het meervoud maak je door er een S achter te zetten. Als een woord vrouwelijk meervoud is, hoort er ES bij.

bv. :   le garçon idiot          (mnl e.v.)
           la fille idiot              (vrl. e.v.)
           les garçons idiots   (mnl. mv)
           les filles idiotes        (vrl m.v.)

Slide 19 - Diapositive

de plaats van 't bijvoeglijk naamwoord

In het Frans is het normaal om de bijvoeglijk naamwoorden ACHTER het zelfstandig naamwoord te plaatsen.  bv:

de moderne school      =      l’école moderne
de aardige leraar            =     le professeur sympathique
de geweldige leerling  =     l’élève formidable

Slide 20 - Diapositive

 VOOR het zelfst. nw.  komen: 
beau - bon - joli
haut - long - petit
jeune - vaste - grand
vieux - mauvais - méchant
autre - nouveau - gros

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

de trappen van vergelijking
Zet in de vergrotende trap:

1.  Le père sympa 
2. Le petit frère 
3. Le mur orange 
4. Les enfants calmes 

Slide 23 - Diapositive

de trappen van vergelijking
Zet in de overtreffende trap:

1.  Le père sympa 
2. Le petit frère joue 
3. Le mur orange 
4. Les enfants calmes

Slide 24 - Diapositive

de trappen van vergelijking
Zet in de vergrotende trap: / de Antwoorden

1.  Le père  plus sympa  
2. Le plus petit frère 
3. Le mur plus orange 
4. Les enfants plus calmes

Slide 25 - Diapositive

de trappen van vergelijking
Zet in de overtreffende trap: / de Antwoorden

1.  Le père le plus sympa 
2. Le plus petit frère 
3. Le mur le plus orange 
4. Les enfants les plus calmes

Slide 26 - Diapositive