Mening/argument/conclusie - Lay-out van een tekst

29 maart 2021
H5
Argumenten / mening / conclusie
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

29 maart 2021
H5
Argumenten / mening / conclusie

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je kunt de volgende termen uitleggen; mening, feit, argument, conclusie
  • Je kent de signaalwoorden die horen bij de termen; mening, feit, argument, conclusie

Slide 2 - Diapositive

Wat is een argument?
  • Met een argument zet je jouw mening kracht bij. 
  • Je gebruikt een argument om iemand te overtuigen van jouw mening.

Slide 3 - Diapositive

Doel
Argumenten / meningen / conclusie herkennen
Ik kan de juiste argumenten gebruiken om mijn mening te ondersteunen

Slide 4 - Diapositive

Wat is een mening?
A
Een mening kun je checken.
B
Een mening is waar of niet waar.
C
Een mening is wat jij vindt van iets.

Slide 5 - Quiz

Wat is ... mening?
A
u
B
uw

Slide 6 - Quiz

Een mening.......
A
geeft aan hoe je ergens over denkt
B
kan je controleren
C
is objectief
D
is waar

Slide 7 - Quiz

Een mening
A
staat altijd achter 'ik vind dat' of 'ik denk dat'
B
kun je altijd controleren
C
kun je niet controleren
D
kun je met ja of nee beantwoorden

Slide 8 - Quiz

Mening
Wat is een mening? 
  • Iets wat jij of iemand anders vindt 
  • Met een mening kun je het eens of niet eens zijn
  • Een mening is niet bewezen


Slide 9 - Diapositive

MENING

- Wat iemand ergens van vindt

Het is niet controleerbaar

-Je kunt het eens of oneens zijn

- signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening...


Voorbeeld van een mening:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 10 - Diapositive

Mening geven
De schrijver wil zijn mening laten zien of de mening van anderen. 


Slide 11 - Diapositive

Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 12 - Quiz

Wat is een signaalwoord voor
conclusie
A
dus
B
opdat
C
kortom
D
als

Slide 13 - Quiz

Wordt er in deze tekst een conclusie getrokken?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Feit/mening/argument/conclusie
  • Feit = controleerbaar
  • Mening = Ik vind
  • Argument = uitleg waarom je iets vindt (omdat, want)
  • Conclusie = dus

Slide 15 - Diapositive

Welk signaalwoord hoort niet bij een conclusie?
A
dus
B
kortom
C
samengevat
D
zoals

Slide 16 - Quiz

In een tekst herken je een mening, argument en een conclusie.
Maar hoe herken je dit??

SIGNAALWOORDEN

Slide 17 - Diapositive

Argumenten zijn er om je te overtuigen.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Een argument moet lang zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Wat is een argument?
A
mening
B
antwoord
C
feit
D
reden

Slide 20 - Quiz

ARGUMENT

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

- Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...



Voorbeeld van een argument:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 21 - Diapositive