2.2

Welkom 4 mavo
2.2  Ga je sparen of beleggen?
Economie
Mark Barnhoorn

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom 4 mavo
2.2  Ga je sparen of beleggen?
Economie
Mark Barnhoorn

Slide 1 - Diapositive

Programma
- Welkom
- Terugblik vorige les
- Huiswerk nakijken
- Leerdoelen
- Theorie
- Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Hoe komt het dat de prijzen in de winkel gaan stijgen, bij loonsverhogingen?

Wat is het CPI?

Hoe bereken je een maandsalaris naar weeksalaris

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk 2.1

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
In deze presentatie leer je:

welke redenen er zijn om te sparen
hoe je enkelvoudige rente berekent
hoe je samengestelde rente berekent
wat het gevolg van inflatie is voor je spaargeld
wat de kenmerken zijn van beleggen

Slide 5 - Diapositive

Redenen om te sparen
Spaarmotief: Redenen om geld te sparen:
Doel
Voorzorg
Rente

Slide 6 - Diapositive

Rente
Over je spaargeld ontvang je rente of interest.


De rente op je spaarrekening is afhankelijk van:
  • het rentepercentage. Vast of variabel.
  • de hoogte van het spaarbedrag.
  • de periode dat het geld op je spaarrekening staat

Slide 7 - Diapositive

Enkelvoudige rente
Spaardepostio
- Geld staat bepaalde tijd vast ( Je kan er niet aankomen)
- Vaste rente
- Rente wordt apart uitgekeerd, spaartegoed bijft na elk jaar het zelfde


Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld
Je legt over drie jaar een spaarbedrag vast van 3000 euro met een rente van 1,5%

Rente over drie jaar:
1,5:100 = 0,015 
0,15 X 3000 = 45 euro per jaar
45 X 3 = 135 euro

Slide 9 - Diapositive

Samengesteld rente
Samengestelde rente of ‘rente op rente’:
Rente wordt na elk jaar bijgeschreven bij het spaartegoed.
In het volgende jaar krijg je rente over je spaarbedrag plus de bijgeschreven rente.

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld
Bij 1,2% rente is je tegoed na een jaar 100% + 1,2% = 101,2%.
De groeifactor is: 101,2 ÷ 100 = 1,012.
Na drie jaar is je tegoed: spaarbedrag × 1,012 × 1,012 × 1,012.

Slide 11 - Diapositive

Koopkracht van spaargeld
Koopkracht van je spaargeld is afhankelijk van de rente en de inflatie.
Nominale rente: de rente waarmee de bank rekent, je spaartegoed neemt toe.
Door inflatie → spaargeld minder waard.
Reële rente: nominale rente gecorrigeerd met de inflatie.
 Berekening:

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld
Reële rente = nominale rente - inflatie

De bank geeft 1% rente op je spaargeld. De inflatie is 2% 
koopkracht is gedaald ( 1 -2 = ) -1%

Slide 13 - Diapositive

Beleggen
Beleggen = je koopt iets waarvan je verwacht dat de waarde zal stijgen.
Bijvoorbeeld beleggen in: aandelen, obligaties, goud of gebouwen.

Rendement = wat je met beleggen verdient.
kán hoger zijn dan de rente op een spaarrekening, maar ook lager.

Obligatie = lening aan een bedrijf of aan de overheid tegen een vaste rente.



Slide 14 - Diapositive

Aan de slag
Voor deze les: opdrachten van 2.2 alle opdrachten maken
Zelfstandig
Hulp: Lees de stukjes uit de boek, ik loop rond.
Klaar? Rekenen oefenen van H2 , achter dit hoofdstuk te vinden

Slide 15 - Diapositive