3de klas 7.4

7.4 Hoe komt de overheid rond?
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

7.4 Hoe komt de overheid rond?

Slide 1 - Diapositive

         In deze les leer je:
         - wat de rijksbegroting en miljoenennota zijn;
         - meer over de staatsschuld;

         - welke belastingen (direct / indirect) er zijn;

         - over andere overheidsinkomsten.

         - het verschil tussen het draagkrachtbeginsel  

           en het profijtbeginsel.    

    

     
    
       
         
          

Slide 2 - Diapositive

Miljoenennota:
hierin staat waarom de regering bepaalde keuzes uit de rijksbegroting heeft gemaakt.

Slide 3 - Diapositive

Rijksbegroting:
de verwachte inkomsten en uitgaven van de regering.

Slide 4 - Diapositive

Begrotingstekort:
de overheid wil meer geld uitgeven dan ze ontvangt.
Dan gaat de overheid lenen.

Slide 5 - Diapositive

Staatsschuld:
ontstaat doordat de overheid gaat lenen.
De overheid moet rente betalen over deze lening.

Slide 6 - Diapositive

Directe belastingen:
deze betaal je direct aan de belastingdienst.
- inkomstenbelasting
- loonbelasting
- onroerendezaak belasting
- motorrijtuigenbelasting

Indirecte belastingen:
deze betaal je eerst aan een leverancier.
- b.t.w.
- accijns
- toeristenbelasting

Slide 7 - Diapositive

Vennootschapsbelasting:
b.v. en n.v. betalen belasting over hun winst
Niet belasting ontvangsten:
- boetes
- verkoop van aardgas
- winst van staatsbedrijven
- verkoop paspoorten, ID bewijzen, rijbewijzen, vergunningen

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Draagkrachtbeginsel:

wie een hoog inkomen heeft kan en moet dan ook meer belasting betalen.

Een directeur betaalt meer belasting dan een vuilnisman.
Profijtbeginsel:

wie ergens gebruik van maakt, dus profiteert moet hier ook voor betalen.

B.v. wegenbelasting voor de automobilisten.

Slide 10 - Diapositive

Draagkrachtbeginsel:
  • wie in staat is veel te betalen, moet in verhouding ook meer betalen

Slide 11 - Diapositive