7.4 Hoe komt het Rijk rond

Wat gaan we vandaag doen

  • Herhaling vorige paragrafen
  • Uitleg paragraaf 4
  • Bespreken opdrachten 
  • Maken opdrachten
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat gaan we vandaag doen

  • Herhaling vorige paragrafen
  • Uitleg paragraaf 4
  • Bespreken opdrachten 
  • Maken opdrachten

Slide 1 - Diapositive

Terugblik

Slide 2 - Diapositive

7.1-3 
Collectieve sector
  • voor iedereen toegankelijk
  • streeft niet naar winst
  • moet wel uitkomen met haar geld
  • dus... begroting maken!!


Slide 3 - Diapositive

  • Privatiseren
  • * niet meer nodig dat overheid de taak zelf uitvoert
  • * verwachting dat bedrijven dit goedkoper kunnen
7.1-3 d 

Slide 4 - Diapositive

Directe belastingen:
deze betaal je direct aan de belastingdienst.
- inkomstenbelasting
- loonbelasting
- onroerendezaak belasting
- motorrijtuigenbelasting

Indirecte belastingen:
deze betaal je eerst aan een leverancier.
- b.t.w.
- accijns
- toeristenbelasting

Slide 5 - Diapositive

Draagkrachtbeginsel:

wie een hoog inkomen heeft kan en moet dan ook meer belasting betalen.

Een directeur betaalt meer belasting dan een vuilnisman.
Profijtbeginsel:

wie ergens gebruik van maakt, dus profiteert moet hier ook voor betalen.

B.v. wegenbelasting voor de automobilisten.

Slide 6 - Diapositive

Draagkrachtbeginsel:
  • wie in staat is veel te betalen, moet in verhouding ook meer betalen

Slide 7 - Diapositive

7.4 Wat geeft de overheid uit?

Slide 8 - Diapositive

         In deze les leer je:
         - wat de rijksbegroting en miljoenennota zijn;
         - meer over de staatsschuld;

         - welke belastingen (direct / indirect) er zijn;

         - over andere overheidsinkomsten.

         - het verschil tussen het draagkrachtbeginsel  

           en het profijtbeginsel.    

    

     
    
       
         
          

Slide 9 - Diapositive

Rijksbegroting:
de verwachte inkomsten en uitgaven van de regering.

Slide 10 - Diapositive

Miljoenennota:
hierin staat waarom de regering bepaalde keuzes uit de rijksbegroting heeft gemaakt.
(toelichting op de rijksbegroting)

Slide 11 - Diapositive

Begrotingstekort:
de overheid wil meer geld uitgeven dan ze ontvangt.
Dan gaat de overheid lenen.

Slide 12 - Diapositive

Staatsschuld:
ontstaat doordat de overheid gaat lenen.
De overheid moet rente betalen over deze lening.

Slide 13 - Diapositive

Vennootschapsbelasting:
b.v. en n.v. betalen belasting over hun winst
Niet belasting ontvangsten:
- boetes
- verkoop van aardgas
- winst van staatsbedrijven
- verkoop paspoorten, ID bewijzen, rijbewijzen, vergunningen

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Welke twee soorten belasting zijn er?

Slide 16 - Question ouverte

Wat kan de overheid het best doen als ze een begrotingstekort heeft?
A
bezuinigen
B
lenen
C
belasting verhogen
D
aandelen uitgeven

Slide 17 - Quiz

Wat is een indirecte belasting?
A
loonbelasting
B
b.t.w.
C
inkomstenbelasting
D
hondenbelasting

Slide 18 - Quiz

Wat is een directe belasting?
A
loonbelasting
B
b.t.w.
C
accijns
D
leges

Slide 19 - Quiz

Welke belastingen betaal je aan het Rijk?
A
b.t.w.
B
accijns
C
inkomstenbelasting
D
wegenbelasting

Slide 20 - Quiz

Welke belasting betalen bedrijven over hun winst?
A
inkomstenbelasting
B
vennootschapsbelasting
C
winstbelasting
D
dividend

Slide 21 - Quiz

Profijtbeginsel is dat je moet betalen voor
A
het zwembad
B
voor een ijsje
C
je inkomen
D
belastingen

Slide 22 - Quiz

Rijke mensen verhuizen naar een land waar ze weinig belasting hoeven betalen vanwege
A
het profijtbeginsel
B
de accijns
C
het Rijk
D
het draagkracht beginsel

Slide 23 - Quiz

We maken opg. 5 (blz. 203)

                                                 



 




                                                                                                  




timer
8:00

Slide 24 - Diapositive

We maken opg. 5 (blz. 203)

  • 85,8 miljard + 82,2 miljard = 168 miljard         

          

  •        3,6 miljard
  •       ----------- × 100 = 55,6%

             302,1  miljard.




 

                                              




                                                                                                  




Slide 25 - Diapositive

We maken opg. 5 (blz. 203)

  • 96,5 miljard + 97,3 miljard = 193,8miljard         

          

  •        193,8miljard
  •       ----------- × 100 = 63,4%

             305,5  miljard.




 

                                              




                                                                                                  




Slide 26 - Diapositive

opdrachten bespreken

Slide 27 - Diapositive

opdrachten maken

Slide 28 - Diapositive

Maken hoofdstuk 7 paragraaf 3
opdracht 26 t/m 39
inleveren door middel van foto of bestand

Slide 29 - Question ouverte

Wat heb je geleerd?

Slide 30 - Diapositive

wat heb je geleerd?

Slide 31 - Question ouverte