Verschil feit & mening

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Wat is het doel van deze les?

* Je kent het verschil tussen een feit en een mening.

* Je kunt je mening geven.

* Je respecteert de mening van anderen.

1. Dit is een foto van een man.
2. Met een tongpiercing vindt iedereen je cool.
3. Een volwassene houdt niet van een tongpiercing.
4. Deze man steekt zijn tong uit.

SAMENVATTING

OPDRACHT

* Duidt de zinnen aan die een FEIT weergeven.

1. Er is maar één leuke sport, dat is paardrijden.
2. Het meisje rijdt op een wit paard.
3. Paardrijden is een echte meisjessport.
4. Paarden ruiken vreemd.

1. De gitarist ziet er hip uit.
2. Gitaarspelen is echt moeilijk.
3. De jongen draagt een jeans.
4. Gitaar is enkel voor jongens.

1. Vanille-ijs, da's lekker!
2. Het ijs is opgeschept in een horentje.
3. Gewoon ijs is lekkerder dan softijs.

1. De man met de rode pet draagt een blauwe overall.
2. Automonteur is een beroep voor jongens.
3. Iedereen kan dit beroep doen.

OPDRACHT

* Zijn deze mensen subjectief of objectief?

HERHALING:

subjectief = mening

objectief = feit

EEN NIEUWSLEZER

1. SUBJECTIEF
2. OBJECTIEF

EEN SUPPORTER

1. SUBJECTIEF
2. OBJECTIEF

Je beste vriend(in)

1. SUBJECTIEF
2. OBJECTIEF

EEN AGENT

1. SUBJECTIEF
2. OBJECTIEF

EEN WETENSCHAPPER

1. SUBJECTIEF
2. OBJECTIEF

OPDRACHT

* Is het een feit of een mening?

FEIT= echt, kan je bewijzen

MENING= wat je zelf denkt of vindt 

Bij het schaken gebruik je witte en zwarte schaakstukken.

1. feit
2. mening

Alle jongens houden van meisjes met veel make-up op.

1. feit
2. mening

Een sigaret bevat schadelijke stoffen zoals nicotine en teer.

1. feit
2. mening

Alleen stoere meisjes hebben een tatoeage.

1. feit
2. mening

OPDRACHT

* Geef je mening over de volgende uitspraken.

Snackautomaten horen thuis op school.

De kerstvakantie en de herfstvakantie zouden langer moeten duren en de zomervakantie korter.

Iedereen zou een douche moeten nemen, voordat er gezwommen wordt in een openbaar zwembad.

Argument

= een uitleg waarmee je een mening verdedigt. 

Je herkent een argument aan signaalwoorden als: 

want, namelijk, omdat

OPDRACHT

* Staat hier een feit, mening of argument? 

FEIT= echt, kan je bewijzen

MENING= wat je zelf denkt of vindt 

ARGUMENT = reden

Welke zin bevat géén argument?

1. Ik blijf vandaag binnen, want het stormt.
2. Mijn zus is jarig en geeft vanmiddag een feest.
3. Rode auto's zijn stoer, want een Ferrari is ook rood.
4. Omdat hij bang is, durft hij niet in de Python van de Efteling.

Ik vind 'Titanic' een mooie film.

1. feit
2. mening
3. argument

Morgen moet ik naar de tandarts.

1. feit
2. mening
3. argument

DEEL 2

ECHT OF NEP

Wat is het verschil?

Echt = het is echt gebeurd, het is waar, je kan het bewijzen

Nep = het is verzonnen, het is niet echt, je kan het niet bewijzen

OPDRACHT

* Is het echt of verzonnen?

VERKEERSBORD

1. ECHT
2. VERZONNEN

SPROOKJE

1. ECHT
2. VERZONNEN

STRIPVERHAAL

1. ECHT
2. VERZONNEN

WEERBERICHT

1. ECHT
2. VERZONNEN

MOPJE

1. ECHT
2. VERZONNEN

REISGIDS

1. ECHT
2. VERZONNEN

OPDRACHT

* Is de volgende uitspraak waar of niet waar? Geef je eigen mening hierover!

Alles wat op internet staat is echt.