3.5 Afweer

Start van de les
- Rustige binnenkomst, direct naar je eigen tafeltje (klasopstelling).

- Check bij jezelf: jas/pet/kauwgom?

- Tablet blijft in de tas. Werkspullen pak je voor je.

- Zachtjes overleg tot timer is afgelopen. Lesstart -> aandacht naar voren.

- leesmoment (lezen theorie uit je lesboek).
Lezen basisstof 5 + moeilijke basisstoffen herhalen.


timer
2:00
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Start van de les
- Rustige binnenkomst, direct naar je eigen tafeltje (klasopstelling).

- Check bij jezelf: jas/pet/kauwgom?

- Tablet blijft in de tas. Werkspullen pak je voor je.

- Zachtjes overleg tot timer is afgelopen. Lesstart -> aandacht naar voren.

- leesmoment (lezen theorie uit je lesboek).
Lezen basisstof 5 + moeilijke basisstoffen herhalen.


timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Thema 3 Bloedsomloop
3.5 Afweer

Slide 2 - Diapositive

Even ophalen....
Wat weet je nog?

Slide 3 - Diapositive


De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers

Slide 4 - Quiz

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 5 - Question de remorquage

Blaas
Urineleider
Nier
Urinebuis

Slide 6 - Question de remorquage

Nierslagader
Nierader
Niermerg
Nierschors
Nierbekken 
Urineleider

Slide 7 - Question de remorquage


Bekijk de afbeelding. Je ziet een nier en de bloedvaten. Hoe heet het bloedvat met de blauw pijl?
A
Nierader
B
Nierslagader
C
Nierhaarvat

Slide 8 - Quiz

Langs welke weg verlaat urine je lichaam? Zet je antwoorden in de goede volgorde:
1: Urineleider
2: Urinebuis
3: Nieren
4: Urineblaas

A
3-2-4-1
B
1-3-4-2
C
1-3-2-4
D
2-4-3-1

Slide 9 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast.
Hoe heet onderdeel nummer 2?
A
Nier
B
Blaas
C
Urinebuis
D
Urineleider

Slide 10 - Quiz

Urineleiders voeren de urine af UIT het lichaam
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe witte bloedcellen en antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
- kan je omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie

Slide 12 - Diapositive

Lichaamsvreemde stoffen
Stoffen die niet in je lichaam thuishoren, heten lichaamsvreemde stoffen.

Dit is een brede groep stoffen, dus niet alléén bacteriën.

Van lichaamsvreemde stoffen kun je ziek worden: er ontstaat een ontstekingsreactie in je lichaam.

Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk.

Slide 13 - Diapositive

Barrieres: 
de 1e verdedigingslinie

Je lichaam probeert vreemde stoffen op 3 manieren buiten te houden:

1. met de huid

2. met de slijmvliezen:
 kleine stofjes en ziekteverwekkers opgevangen en afgevoerd (bijvoorbeeld In de luchtwegen)

3. met zoutzuur in maagsap


Slide 14 - Diapositive

De huid
De huid houdt schadelijke stoffen en organismen tegen, bijvoorbeeld bacteriën.

Slide 15 - Diapositive

De slijmvliezen

De slijmvliezen in je neus houden kleine stofjes en ziekteverwekkers tegen. Trilharen verplaatsen het slijm naar de keelholte, waar het wordt ingeslikt.

Slide 16 - Diapositive

De maag
In je maag worden de bacteriën gedood door zoutzuur (een stof in het maagsap). Ook bacteriën die met je voedsel zijn meegekomen, worden door het zoutzuur gedood.

Slide 17 - Diapositive

Infectie
Als het ziekteverwekkers toch lukt om je lichaam binnen te komen, heb je een infectie.

Het afweersysteem (of immuunsysteem) wordt dan actief en gaat de ziekteverwekker bestrijden. Dit noemen we een ontstekingsreactie.

Slide 18 - Diapositive

voorbeelden van ziekteverwekkers

Slide 19 - Diapositive

Witte bloedcellen:
De 2e verdedigingslinie
Witte bloedcellen horen bij het afweersysteem.

Ze worden er op uit gestuurd om ziekteverwekkers te vinden en te doden.

Witte bloedcellen doen dit op verschillende manieren:

1. niet-specifieke afweer: door alle lichaamsvreemde stoffen  op te nemen en kapot te maken.
2. specifieke afweer: door antistoffen te maken voor een specifieke lichaamsvreemde stof.

Slide 20 - Diapositive

Niet-specifieke afweer
Door de ziekteverwekker op te nemen en kapot te maken:

ruimt ALLES op dat het lichaam niet herkend als 'veilig' 
Daarom heet het niet-specifiek of aspecifiek


Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Specifieke afweer
Door antistoffen te maken:
Antistoffen zijn altijd specifiek voor een bepaalde lichaamsvreemde stof.

Ze worden vervoerd via het bloed.

Ze passen alleen op een specifieke stof (bijvoorbeeld een virus of bacterie). Voor verschillende ziekteverwekkers zijn verschillende antistoffen nodig.

Als deze zich heeft gehecht aan de ziekteverwekker, dan is deze onschadelijk gemaakt.


Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Ziek worden
Als je een infectie hebt, duurt het een tijdje tot de witte bloedcellen antistoffen hebben gemaakt.

Daardoor word je bij een infectie vaak eerst ziek, voordat de ziekteverwekker onschadelijk wordt gemaakt.

Slide 25 - Diapositive

Immuun zijn
De witte bloedcellen 'onthouden' hoe ze deze antistoffen moeten maken en kunnen daardoor snel reageren op een tweede infectie.

Komt dezelfde ziekteverwekker later nog een keer in je lichaam, dan kunnen de witte bloedcellen meteen de juiste antistof maken.

Je zegt dan: ik ben immuun voor de ziekte.

Slide 26 - Diapositive

Vaccinaties (kunstmatige immuniteit)
Een injectie dat bestaat uit deeltjes of een verzwakte versie van een ziekteverwekker. Je lichaam wordt er niet of nauwelijks ziek door, maar je witte bloedcellen leren ze zo wel te herkennen en te onthouden!

Slide 27 - Diapositive

Allergie
Bij een allergie ben je overgevoelig voor een lichaamsvreemde stof.

Als je deze stoffen inademt, inslikt of aanraakt, krijg je een allergische reactie: het afweersysteem wordt geactiveerd. 

Bijvoorbeeld stof, stuifmeel of pinda's.

Lichamelijke reacties: 
rode plekken, huiduitslag, een branderig gevoel, jeuk, of ontstekingen.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Slide 31 - Vidéo

Slide 32 - Vidéo

Wat doen antistoffen?
A
Plakken aan de ziekteverwekker
B
Eten de ziekteverwekker op
C
Die zorgen ervoor dat je ziek wordt

Slide 33 - Quiz

Wat is immuun worden?
A
Je lichaam maakt minder antistoffen
B
Soort geheugen van je witte bloedcellen
C
Je witte bloedcellen gaan dood
D
Je wordt heel ziek

Slide 34 - Quiz

Welke taak wordt niet door witte bloedcellen uitgevoerd?
A
Afgeven van giftige stoffen die je ziek maken.
B
Insluiten van ziekteverwekkers.
C
Maken van antistoffen tegen lichaamsvreemde stoffen.
D
Onthouden hoe antistoffen gemaakt zijn.

Slide 35 - Quiz

Wat zijn beschermers van je lichaam?
A
je huid
B
zoutzuur in je maag
C
je slijmvliezen in je neus
D
je nieren

Slide 36 - Quiz

Een infectie is ...
A
Een ziekteverwekker
B
Een antigen
C
Een bacterie
D
Een bacterie die je lichaam is binnen gekomen

Slide 37 - Quiz

Lichaamsvreemde stoffen
A
stoffen waarvoor je immuun bent
B
stoffen die niet in je lichaam thuishoren
C
stoffen waarvan je altijd doodziek wordt
D
stoffen die bij je lichaam horen

Slide 38 - Quiz

Ziekteverwekkerdringt het lichaam binnen
De antistof hecht zich aan de antigenen
De ziekteverwekker is met antistof bedekt en onschadelijk gemaakt
Bepaalde witte bloedcellen produceren antistof

Slide 39 - Question de remorquage

Welke bloeddeeltjes maken antistoffen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
De hersenen

Slide 40 - Quiz

Aan de slag!
Thema 3, basisstof 5
- Opdrachten 1 t/m 8
- Nakijken

Oefenen voor de toets
- Bestuderen van de samenvatting, elkaar overhoren (en uitleg geven)
- Test-jezelfs b 1 t/m 5 (online boek)
-Diagnostische toets (online boek -> Afsluiting)


Slide 41 - Diapositive