mondeling leesdossier

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

mondeling leesdossier

Leerdoelen 

1. Ik weet hoe ik mijn mondeling kan voorbereiden
2. Ik kan mijn mondeling voorbereiden

Hoelang duurt het mondeling?

1. 15 minuten
2. 25 minuten
3. 45 minuten
4. 60 minuten

Waar gaat het mondeling over?

1. boekanalyse 1,2 en 3
2. alles uit het leesdossier
3. boek-filmvergelijking
4. gedichtanalyse

Wanneer is het mondeling examen?

1. week 3
2. week 5
3. week 4
4. week 2

Het mondeling

• Zorg ervoor dat je evenveel van alle drie de boeken afweet als je groepsgenoten. 
• Vul elkaar tijdens het mondeling aan als dat nodig is. Het is dus belangrijk dat je weet wat de ander gaat vertellen. 
• We letten zowel op stemgebruik, inhoud van de gelezen boeken en kennis van de literaire begrippen en dat je ze kunt betrekken op je gelezen boeken.

Gebruik voorbeelden!

Maak veelvuldig gebruik van voorbeelden uit de gelezen boeken. 

Dus NIET het was een leuk boek, omdat het spannend was. En het was realistisch, want het kan ook in het echt gebeuren. 

Maar WEL, het motorisch moment is direct in het eerste hoofdstuk van het boek. De overval op de juwelier zorgt ervoor dat het verhaal in gang wordt gezet. 

Alleen punten bij voorbeelden

Je kunt alleen punten krijgen voor de literaire begrippen als je goed beargumenteert en onderbouwt met voorbeelden. 

Volgende week wordt door een tombola bepaald wie welk boek gaat presenteren. Ook wordt er dan bepaald wie de boek/film vergelijking, de gedichtenanalyse of het intro/slot gaat doen.

Hoe leid je het mondeling in? (1 min)

Vertel kort over de samenwerking, de boeken, de film en het gedicht.

We hebben drie boeken gelezen, namelijk: …

Van het … boek hebben we de film … gekeken

We gaan straks eerst iets vertellen over …

Daarna over …

Vervolgens over …

Dan over de boek-filmvergelijking

En tot slot vertellen we over het gedicht.

Titel, thema, personages, ontwikkeling (3 min)

Ons eerste boek heet ..., ik vind de titel ..., bijvoorbeeld ...

Het thema is ... , want ...De volgende deelonderwerpen(motieven) komen voor in het boek.

De personages zijn ... de volgende karaktereigenschappen herken ik in de personages.....

De hoofdpersoon  maakt ......... een karakterontwikkeling door.

Dat weet je doordat ...

Ik kan mij het beste identificeren met ....., dit komt door.... 

(Elk Leeskringlid vertelt over één boek)

De overgang 

Tussen de overgang van de eerste 3 punten naar de volgende punten. Vat één Leeskringlid even kort samen.

Van de drie gelezen boeken vinden we dat  ... de beste titel heeft. Het thema van ... sprak ons het meest aan. Daarnaast kunnen wij ons het best identificeren in de personages van .... 

Spanning, tijd en ruimte, opbouw (3 min)

1. Spanning (open plekken)

2. Tijd en ruimte (welke tijd, verteltijd, vertelde tijd, plaatsen)

3. Opbouw (chronologisch, niet-chronologisch, motorisch moment)

open of gesloten einde...

De overgang 

Tussen de overgang van de 3 punten naar de volgende punten. Vat één Leeskringlid even kort samen.

Van de drie gelezen boeken vinden we dat de schrijver in  ... het best heeft gezorgd voor spanning. Daarnaast ... Tot slot ...

Vertelsituatie, fictie, mening (3 min)

1. Vertelstandpunt

2. Realistische of niet-realistische fictie

3. Mening 

De overgang 

Tussen de overgang van de boekanalyse naar de boek/film vergelijking, vat één Leeskringlid even kort samen.

Van de drie gelezen boeken vinden we het eerste, tweede of derde boek het mooist. Dit vinden wij, omdat.......

Boek-filmvergelijking (1 min)

Verschillen tussen het boek en de film

• Welke  drie fragmenten hebben jullie uitgekozen. Waarom hebben jullie voor deze fragmenten gekozen. 
• Welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen de fragmenten in het boek en de film?
• Zijn er scènes overgeslagen of toegevoegd?
  
• Tot slot wat sprak jullie meer aan: de film of het boek? En waarom?

De overgang 

Naast het lezen van boeken en het kijken van de film hebben we ook het gedicht  'blauwe maan' geanalyseerd.

Dit gedicht wordt eerst voorgedragen door .....

Gedichtanalyse (3 min)

• Onderwerp
  
• Eindrijm
  
• Alliteratie
  
• Assonantie

Stijlfiguren

• tegenstelling
  
• herhaling
  
• opsomming
  
• pleonasme
  
• tautologie
  
• eufemisme
  
• hyperbool

beeldspraak

• Vergelijking-met-als
  
• Vergelijking-zonder-als
  
• Metafoor
  
• Metonymia
  
• Personificatie

Wat vonden jullie van het gedicht? 

De afronding (1 min)

Hoe ging de samenwerking?

Wat heb je ervan geleerd?

Wat weet je over een paar jaar nog?

Welk boek blijft je bij en welk boek niet? Waarom?

Hoe ga jij je mondeling
voorbereiden?

opdracht (weektaak)

maak de schrijfopdracht uit de examenbundel. blz 136 opdracht 31. 

'scholen worstelen nog met schermpjes in de klas'

Stijlfiguren

Wat betekenen de stijlfiguren?

Waarom gebruikt een dichter stijlfiguren?

Tegenstelling

Pleonasme

Tautologie

1. blij en verheugd
2. heden en verleden
3. groen gras
4. uren op jou te wachten

De wind huilt om het huis. Dit is een voorbeeld van:

1. metafoor
2. personificatie
3. hyperbool
4. metonymia

Als student woonde ik in een zwijnenstal.

1. personificatie
2. metafoor
3. hyperbool
4. metonymia

Wat is het rijmschema?

1. aaaa
2. aabb gepaard
3. abab gekruist
4. abba omarmend

1. Halfrijm
2. Volrijm

vragen over de boeken

begrippen

begrippen kunnen toepassen

Wat wordt er bedoeld met de term
"vertelde tijd"?

Wat is het motorisch moment in een verhaal?

1. Het moment waarop alle gebeurtenissen samen komen
2. Het begin van een verhaal
3. Het hoogtepunt van het verhaal
4. Een gebeurtenis waardoor het verhaal op gang komt

'Een verhaal dat verteld wordt zonder grote tijdsprongen.'

1. Chronologisch verteld
2. Niet-chronologisch verteld

Wat is het vertelperspectief van het luisterfragment

1. Ik -vertelperspectief
2. Hij/zij vertelperspectief
3. Alwetend vertelperspectief

'Wat mij betreft een boek dat niemand onberoerd zal laten.'

1. structuurargument
2. realismeargument
3. identificatieargument
4. emotieargument

'Een absolute eyeopener voor onze huidige samenleving.'

1. structuurargument
2. realismeargument
3. identificatieargument
4. emotieargument

Waarom kon je je wel
of niet identificeren met
de hoofdpersoon?