voorbereiding toets blok 5 en 6 twee havo

de toets gaat over:
redekundig ontleden: wwg of nwg, ond, lv, mv, vzv, bwb (zinsdelen) bvb en bijst (delen van zinsdelen)
taalkundig ontleden: benoemen van woordsoorten 
samengestelde zinnen (nvw, ovw, hz, bz) kunnen onderscheiden van enkelvoudige zinnen
spelling 
interpunctie (leestekens kunnen plaatsen) 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

de toets gaat over:
redekundig ontleden: wwg of nwg, ond, lv, mv, vzv, bwb (zinsdelen) bvb en bijst (delen van zinsdelen)
taalkundig ontleden: benoemen van woordsoorten 
samengestelde zinnen (nvw, ovw, hz, bz) kunnen onderscheiden van enkelvoudige zinnen
spelling 
interpunctie (leestekens kunnen plaatsen) 

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn de persoonsvormen uit de volgende zin?

In de praktijk zie je dan dat men al snel op ontwikkelingshulp wil bezuinigen.
A
zie / wil / bezuinigen
B
zie / bezuinigen
C
wil
D
zie / wil

Slide 2 - Quiz

Benoem het gezegde:
Houd jij nog steeds een papieren agenda bij?
A
wwg: houd bij
B
wwg: houd nog steeds bij
C
nwg: houd bij
D
nwg: houd nog steeds bij

Slide 3 - Quiz

Schrijf het nwg op van de volgende zin:
Sommige Nederlandse renners zijn heel goed.

Slide 4 - Question ouverte

Schrijf het wwg op van de volgende zin:
Toch heeft er ook weleens een onbekende renner gewonnen.

Slide 5 - Question ouverte

In verschillende gemeentes werd geïnteresseerde bejaarden een cursus internetten aangeboden.
Welke UITSPRAAK is juist?
A
In verschillende gemeentes = ond
B
geïnteresseerde bejaarden = mv
C
werd aangeboden = nwg
D
een cursus internetten = lv

Slide 6 - Quiz

Die jongen is heel slim.
Welke UITSPRAAK is juist
A
die jongen = lv
B
die jongen = ond
C
is heel slim = wwg
D
is = nwg

Slide 7 - Quiz

Ik heb mijn collega's een uitnodiging gestuurd.
Het mv =
A
ik
B
heb gestuurd
C
mijn collega's
D
een uitnodiging

Slide 8 - Quiz

Schrijf het mv op van de volgende zin:
Ook op hun site bieden zij klanten tweedehands spullen aan.

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf het vzv op van de volgende zin:
Joram twijfelt erg aan zijn keuze.

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf het vzv op van de volgende zin:
Mijn moeder heeft jarenlang voor mijn oma gezorgd.

Slide 11 - Question ouverte

Het meisje zit op de schommel.
op de schommel = vzv
A
dit is juist
B
dit is niet juist

Slide 12 - Quiz

Volgens mijn moeder moet ik me niet zo ergeren aan de stem van mijn buurman.
volgens mijn moeder = bwb
aan de stem van mijn buurman = vzv
A
deze uitspraken zijn juist
B
deze uitspraken zijn niet juist

Slide 13 - Quiz

Door een hevige storm zijn er veel bomen omgewaaid.
welke UITSPRAAK is juist?
A
hevige = bnw
B
zijn = kww
C
bomen = vz
D
omgewaaid = hww

Slide 14 - Quiz

Op de televisie werd over deze storm gesproken.
Welke UITSPRAAK is juist?
A
op = lw
B
gesproken = hww
C
deze = aanw.vnw
D
over = bw

Slide 15 - Quiz

Welke combinatie is ONMOGELIJK?
A
hz - nvw - hz
B
hz - ovw - bz
C
ovw - bz - hz
D
bz - ovw - bz

Slide 16 - Quiz

Omdat wij op vakantie gaan, is onze uitgeverij volgende maand gesloten.
Welke uitspraak is juist?
A
Omdat = ovw / wij....gaan = hz
B
omdat = ovw / wij....gaan = bz
C
gaan = ovw / is.....gesloten = bz

Slide 17 - Quiz

Welke twee woorden zijn correct gespeld?
A
piramides / souvenir
B
foto'tje / perzikken
C
arresstatie / essay's
D
monnikken / tv-tje

Slide 18 - Quiz

Welke twee woorden zijn correct gespeld?
A
wenkbrauwen - rouwe (groentes)
B
insecten / dozein
C
nieuwsgierig - electrische
D
producten / (een) steile (helling)

Slide 19 - Quiz

werkwoordspelling

Pas op dat je dat schilderij niet beschadig.....
A
beschadigt
B
beschadigd
C
beschadigdt

Slide 20 - Quiz

Ik heb beloof.....haar voorstel te steunen.
A
belooft
B
beloofd
C
beloofdt

Slide 21 - Quiz

Toen zijn haar voorstel toelich.....e, werd iedereen enthousiast.
A
toelichte
B
toelichtte

Slide 22 - Quiz

Zodra de buschauffeurs de motoren mochten star....en, was er een oorverdovend lawaai te horen.

A
starten
B
startten

Slide 23 - Quiz