Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Start geen nieuwe vergadering
Accepteer
in LessonUp c
deze les. Als het c kan op een 2e device.
Welkom wiskunde!
Stel je camera, microfoon en profielfoto goed in.
Wat gaan we doen?
● Lesdoel bespreken
● Terugblik: H2, H7, vk8 t/m 8.2
● Uitleg: 8.3 ● Zelfstandig werken
bij
We gaan zo starten.
Pak je wiskundespullen.
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel
Je kent de meest gebruikte eenheden van tijd
en kunt hier berekeningen mee uitvoeren.
H7: Oppervlakte en inhoud
VK 2D en 3D
1. Eenheden omrekenen
2. Oppervlakte en omtrek 3. Oppervlakte ruimtefiguren 4. Inhoud
5. Oppervlakte en vergroten 6. Inhoud en vergroten
H8: Getallen
VK Machten
1. Grote getallen
2. Wetenschappelijke notatie
3. Eenheden van tijd
4. Eenheden van snelheid
5. Verhoudingen
H2: Meetkunde
VK Rekenen en Pythagoras
4. Aanzichten
Slide 2 - Diapositive
Hoe noemen we de 5?
53
Slide 3 - Question ouverte
Hoe noemen we de 3?
53
Slide 4 - Question ouverte
Wat zijn de eenheden van informatie op volgorde van groot naar klein?
Slide 5 - Question ouverte
65.000.000 kB = ... GB
A
65
B
0,065
C
65.000.000
D
650
Slide 6 - Quiz
7,3 TB = ... PB
A
7.300
B
0,0073
C
7,300
D
730
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
Bereken de sommen links, zet een lijn naar de wetenschappelijke notatie en schrijf dit daarna uit in normale notatie.
Goede opgave om te kijken of je het snapt:
Slide 9 - Diapositive
Uitwerking:
Slide 10 - Diapositive
8.3
Denk eens over het volgende na:
Meneer Roelofs heeft op 4 maart een dochter gekregen. Zij is nu 1,5.
Hoe kan dit waar zijn?
Dit is waar als je weet dat de dochter 1,5 WEEK is en geen 1,5 JAAR.
Welke eenheden van tijd ken je?
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
8.3: Eenheden van tijd
Er is een trucje waarbij je kunt onthouden hoeveel dagen in een maand zitten?
Dit trucje is met de knokkels van je handen. Zie evt. filmpje achter de les. Houdt je knokkels tegen elkaar en begin op de meest linker knokkel met tellen. De eerste knokkel is januari, dan tussen de knokkels is februari, weer volgende knokkel is maart, tussen de knokkels is april. Op de knokkel is 31 dagen en tussen de knokkels is 30 dagen. Behalve Februari. Die heeft er 28, maar in een schrikkeljaar 29.
Slide 13 - Diapositive
8.3: Eenheden van tijd
Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 2020, 2021, 2022, 2023, 2024, 2000, 2100 Het volgende filmpje helpt je dit te beantwoorden.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
8.3: Eenheden van tijd
Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 2020, -> 2021, -> 2022, -> 2023, -> 2024, -> 2000, -> 2100 -> Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.
Slide 16 - Diapositive
8.3: Eenheden van tijd
Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar. 2021, -> 2022, -> 2023, -> 2024, -> 2000, -> 2100 -> Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.
Slide 17 - Diapositive
8.3: Eenheden van tijd
Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar. 2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2022, -> 2023, -> 2024, -> 2000, -> 2100 -> Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.
Slide 18 - Diapositive
8.3: Eenheden van tijd
Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar. 2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2022, -> 2022 : 4 = 505,5, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2023, -> 2024, -> 2000, -> 2100 -> Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.
Slide 19 - Diapositive
8.3: Eenheden van tijd
Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar. 2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2022, -> 2022 : 4 = 505,5, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2023, -> 2023 : 4 = 505,75, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2024, -> 2000, -> 2100 -> Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.
Slide 20 - Diapositive
8.3: Eenheden van tijd
Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar. 2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2022, -> 2022 : 4 = 505,5, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2023, -> 2023 : 4 = 505,75, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2024, -> 2024 : 4 = 506, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar. 2000, -> 2100 -> Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.
Slide 21 - Diapositive
8.3: Eenheden van tijd
Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar. 2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2022, -> 2022 : 4 = 505,5, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2023, -> 2023 : 4 = 505,75, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2024, -> 2024 : 4 = 506, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar. 2000, -> eeuwjaar 2000 : 400 = 5, deelbaar door 400, dus schrikkeljaar 2100 -> Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.
Slide 22 - Diapositive
8.3: Eenheden van tijd
Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar. 2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2022, -> 2022 : 4 = 505,5, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2023, -> 2023 : 4 = 505,75, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar 2024, -> 2024 : 4 = 506, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar. 2000, -> eeuwjaar 2000 : 400 = 5, deelbaar door 400, dus schrikkeljaar 2100 -> eeuwjaar 2100:400=5,25, niet deelbaar 400, geen schrikkeljaar Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.
Slide 23 - Diapositive
Hoe lang duurt het programma Love Child?
Dit duurt van 17:55 uur tot 18:45 uur, dus het duurt 50 minuten.
Slide 24 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Bereken 412 min = .... uur en .... min
412 : 60 = 6,866 .... Dus er zitten 6 hele uren in.
6 x 60 = 360 minuten, dus van de 412 minuten heb ik nu nog 412 - 360 = 52 minuten over.
Dus 412 min = 6 uur en 52 minuten.
Slide 25 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Bereken 3,75 uur = ... uur en ... minuten.
Ik zie vaak 3,75 uur = 3 uur en 75 minuten. Dit klopt NIET!
Stel dat dat klopt, wat zeggen we dan?
3,75 uur = 3 uur en 75 minuten, maar 75 min = 1 uur en 15 min, Dus zou 3 uur en 75 minuten = 4 uur en 15 minuten??? Dat kan NIET.
Wat we net zeiden is dus dat: 3,75 uur = 3 uur en 75 minuten = 4 uur en 15 minuten = 4,15 uur
Dus 3,75 uur = 4,15 uur. Dit is duidelijk fout. Maar hoe moet het wel?
Slide 26 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Bereken 3,75 uur = ... uur en .... minuten
Er zitten 3 uren in: ----> 3,75 uur = 3 uur en ... minuten
Dan is er nog 3,75 - 3 = 0,75 uur over om minuten van te maken.
In 1 uur zit 60 minuten, dus in 0,75 uur zit: 0,75 x 60 = 45 minuten
Het antwoord is: 3,75 uur = 3 uur en (0,75x60=) 45 minuten.
Schrijf het zo op!!! Dus met berekening!!!
Slide 27 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
7,15 uur =
Slide 28 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
7,15 uur = 7 uur en
Slide 29 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
7,15 uur = 7 uur en (0,15
Slide 30 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
7,15 uur = 7 uur en (0,15x60=)
Slide 31 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
7,15 uur = 7 uur en (0,15x60=) 9 minuten
Slide 32 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
7,15 uur = 7 uur en (0,15x60=) 9 minuten
2,25 dagen =
8,6 weken =
Slide 33 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
7,15 uur = 7 uur en (0,15x60=) 9 minuten
2,25 dagen = 2 dagen en (0,25 x 24=) 6 uur Er zitten 24 uur in een dag, vandaar 0,25 x 24.
8,6 weken =
Slide 34 - Diapositive
8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
7,15 uur = 7 uur en (0,15x60=) 9 minuten
2,25 dagen = 2 dagen en (0,25 x 24=) 6 uur Er zitten 24 uur in een dag, vandaar 0,25 x 24.
8,6 weken = 8 weken en (0,6 x 7=) 4 dagen en (0,2x24=) 12 uur Er zitten 7 dagen in een week, dus 0,6 x 7=4,2. Dus 4 dagen. Er zitten 24 uur in een dag, dus 0,2 x 24 = 12 uur.
Slide 35 - Diapositive
Wat heb je deze les geleerd?
We hebben gezien welke eenheden van tijd er zijn.
We hebben gezien wat een schrikkeljaar is en hoe je kunt zien welk jaar een extra dag heeft.
We hebben gezien dat je met het trucje van je knokkels kunt onthouden hoeveel dagen er in een maand zitten.
We hebben eenheden van tijd omgerekend. Zowel van kleine (minuten) naar grotere tijdseenheden (uren) als van grotere naar kleinere.
Slide 36 - Diapositive
Huiswerk week 11
Maken van H8:
Paragraaf 8.3 theorie E volgens van jouw leerroute Paragraaf 8.4 theorie F volgens van jouw leerroute
Paragraaf 8.5 theorie G volgens van jouw leerroute
Nakijken en verbeteren:
Huiswerk van H2, H7 en H8 tot nu toe.
Zf
Zf
Testopgaven:
E -> blz. 126
F -> blz. 130
G -> blz. 136
Extra uitleg
FT H2, H7, H8 Ma 22-3
Slide 37 - Diapositive
Welk leerpunt neem jij mee uit deze les?
Slide 38 - Carte mentale
Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.
Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.
Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.