Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
Éléments de cette leçon
H2.4 Orkanen
Slide 1 - Diapositive
Planning
- Leerdoelen
- Korte herhaling
- Instructie H2.4 Orkanen
- Aan de slag met de opdrachten
- Afsluiting
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
- Je weet wat orkanen zijn en hoe ze ontstaan.
- Je weet wat gevolgen van orkanen zijn.
Slide 3 - Diapositive
Het hypocentrum =
A
De onderkant van een aardbeving.
B
De plek aan het oppervlakte recht boven het epicentrum.
C
De plek in de aardkorst waar de aardbeving ontstaat.
D
De schaal waarmee we aardbevingen meten.
Slide 4 - Quiz
Noem 3 manieren waarop een tsunami kan ontstaan.
Slide 5 - Question ouverte
Waardoor ontstaan aardbevingen? Noem 4 redenen.
Slide 6 - Question ouverte
2.4- Orkanen
Slide 7 - Diapositive
Wat is een orkaan?
Orkaan (of tyfoon of cycloon): zware storm die ontstaat boven zeewater dat minimaal 26 graden warm is
Slide 8 - Diapositive
Een orkaan is een storm met windsnelheden >118km/h
Per deel van de wereld anders genoemd: hurricane (Amerika), cycloon (Zuid-Azië, Australië) en tyfoon (of: taifoen; Oost-Azië).
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Een orkaan veroorzaakt:
1. Harde wind
2. Regenbuien >>
- Aardverschuivingen - Overstromingen
3. Hoge golven
Slide 11 - Diapositive
0
Slide 12 - Vidéo
Slide 13 - Vidéo
Slide 14 - Diapositive
Samengevat: onstaan van een orkaan
Begint meestal als een tropische storm tussen 5 en 20 graden noorderbreedte. (Tropische storm= lagedrukgebied met minimaal windkracht 8.)
Zeewater moet minimaal 26° Celsius zijn
Warmt zeewater verdampt en stijgt op.
Lucht koelt af en condenseert (wolken ontstaan)
Onderin is er een tekort aan lucht (lage luchtdruk)
Lucht gaat draaien door de draaiing van de aarde
Door de draaiing van de aarde gaan de wolken om een vast middelpunt draaien: het oog
In het oog is het windstil
Slide 15 - Diapositive
Een orkaan ontstaat boven land
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
Wat gebeurt er wanneer een orkaan aan land komt?
A
de orkaan neemt in kracht toe
B
de orkaan verdwijnt direct
C
de orkaan zwakt af
D
de orkaan keert weer om richting zee
Slide 17 - Quiz
Een orkaan duurt
A
een paar minuten
B
een paar dagen
Slide 18 - Quiz
Vanaf welke windkracht (op de schaal van Beaufort) noemen we een tropische storm een orkaan?
A
8
B
3
C
12
D
11
Slide 19 - Quiz
Een orkaan op het noordelijk halfrond draait....
A
Met de klok mee.
B
Tegen de klok in.
Slide 20 - Quiz
Kan een orkaan zich langs de Nederlandse kust voordoen? Leg uit waarom wel of niet.
Slide 21 - Question ouverte
Wind
Lucht bestaat uit miljaren kleine luchtdeeltjes.
Je kan ze niet zien, wel voelen
Het verplaatsen van deze luchtdeeltjes heet wind
Slide 22 - Diapositive
Hoe meet je windsterkte
Normale windkracht --> Schaal van Beaufort
Orkaankracht --> Saffir-Simpson schaal
Slide 23 - Diapositive
Windkracht meten wij met de
Schaal van Beaufort
Aantekening
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Vidéo
Gevolgen van de orkaan
Drie kenmerken die er samen toe kunnen leiden dat er veel slachtoffers vallen en dat er veel schade ontstaat.
- Harde wind
- Veel regen
- Hoge golven
Als er veel regen valt in een heuvelachtig gebied is er kans op aardverschuivingen en modderstromen.
Slide 26 - Diapositive
Orkanen hebben gevolgen op verschillende vlakken:
Menselijke gevolgen
Economische gevolgen
Landschappelijke gevolgen
Slide 27 - Diapositive
economische gevolgen van een orkaan
Slide 28 - Carte mentale
Tornado
Orkaan
Slide 29 - Diapositive
Waarom veroorzaken orkanen en tornado's in andere landen van Azië vaak meer schade dan in Japan?
A
Het ontwikkelingspeil is in die landen lager
B
Het ontwikkelingspeil is in die landen hoger
C
De orkanen hebben daar een hogere windkracht
D
De orkanen hebben daar meer regenval
Slide 30 - Quiz
Systeem aarde - Natuurkrachten
Par. 2.7
Vulkaanuitbarstingen
Slide 31 - Diapositive
Leerdoelen
Je kent het verschil tussen explosief en effusief vulkanisme
Je kent de gevolgen van vulkaanuitbarstingen
Je weet welke factoren de gevolgen van een vulkaanuitbarsting beïnvloeden
Slide 32 - Diapositive
Vulkanisme
Slide 33 - Diapositive
Wat weet je van vulkanisme?
Slide 34 - Carte mentale
Slide 35 - Diapositive
Vulkanisme bij convergentie
Slide 36 - Diapositive
Stratovulkaan / Kegelvulkaan
Ontstaat bij subductie
Kraterpijp raakt verstopt
Lavastroom en pyroclastisch materiaal (as, stukken kraterwand, stukken lava door de lucht), soms ook modderstroom (=lahar)
Slide 37 - Diapositive
Stratovulkaan > Caldera
Zeer heftige explosie > hele top vulkaan wordt weggeslagen of magmakamer stort in > caldera
In de caldera kan na een tijdje een babyvulkaan (ook weer een stratovulkaan) ontstaan
Slide 38 - Diapositive
Vulkanisme bij divergentie
Slide 39 - Diapositive
Schildvulkaan
- Mid-oceanische rug
- Effusief (=rustig) vulkanisme
Slide 40 - Diapositive
Hotspot vulkanisme
Slide 41 - Diapositive
Vulkanisme
Hotspot:
Mantelpluim
brandt door aardkorst heen en vormt vulkaan
Aardkorst schuift over hotspot, vulkaan "drijft" verder
Vorm: schildvulkaan
Effusief
Slide 42 - Diapositive
Waar vindt het meeste vulkanisme plaats?
A
Midden op de plaat
B
langs de plaatgrenzen
C
vulkanisme kan overal voorkomen
D
Bij een mid-oceanische rug
Slide 43 - Quiz
Koppel de woorden aan de juiste breuklijn.
Transform
Divergent
Convergent
Rustig vulkanisme
Explosief vulkanisme
Slide 44 - Question de remorquage
Vulkanisme = alle verschijnselen die te maken hebben met de nabijheid aan het aardoppervlak van heet vloeibaar gesteente. Is een geiser dan een vorm van vulkanisme?
A
Ja
B
Nee
Slide 45 - Quiz
Grote vulkaanuitbarstingen zorgen voor een lichte daling van de temperatuur op aarde. Dat komt door...?
A
Het afkoelen van de uitgestroomde lava.
B
Er zit minder magma in de aardkorst.
C
Bij een uitbarsting komt as en stof vrij die het zonlicht tegen houden.
D
Er zijn minder zonnevlammen.
Slide 46 - Quiz
Waarom vindt actief vulkanisme pas plaats op enkele kilometers achter de subductiezone?